Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0251

Datum uitspraak2001-01-03
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1015005099
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen invoeren hoeveelheid cocaïne (verstopt in lading verfblikken in groupagecontainer aan boord van een zeeschip).
7 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

rolnummer 2200104700 parketnummer 1015005099 datum uitspraak 3 januari 2001 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 29 februari 2000 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] (Suriname) op [...] 1967, thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "De Dordtse Poorten" te Dordrecht. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 18 oktober 2000, 22 november 2000 en 20 december 2000. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering door de officier van justitie nader omschreven. Van de dagvaarding en van de vordering nadere omschrijving zijn kopieën gevoegd in dit arrest. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Bijlage: 1. hij op 10 mei 1999 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (met het motorschip EWL Venezuela) vanuit Curacao, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, verpakt/ geborgen (in een partij verf) in een (groupage)container, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en terzake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van invoer van een zeer aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De cocaïne werd, verstopt in een lading verfblikken, vanuit Curaçao aan boord van een schip binnen het grondgebied van Nederland gebracht. Dit door verdachte gepleegde feit is een delict, dat bijdraagt aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen. Cocaïne is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar vormt ook een bedreiging voor de samenleving in het algemeen vanwege de verslaafdencriminaliteit die het gebruik ervan met zich meebrengt. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. De invoer van cocaïne vormt bovendien een ernstige inbreuk op de internationale rechtsorde en is tevens uiterst lucratief. De deelnemers in die handel laten zich in het algemeen uitsluitend leiden door eigen winstbejag, zonder zich te bekommeren om de maatschappelijke schade die wordt veroorzaakt. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het plegen van een soortgelijk feit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen. Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder I tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAREN. Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mrs Borgesius, Welbedacht en Van der Klooster, in bijzijn van de griffier mr Kleijne. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 januari 2001. Mr Van der Klooster is buiten staat dit arrest te ondertekenen.