Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0267

Datum uitspraak2001-03-06
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers0975729699
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen afleveren en vervoeren van heroïne en cocaïne. Medeplegen verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van heroïne en cocaïne. Medeplegen aanwezig hebben van 69.270 gram hashish. Deelneming aan een misdadige organisatie die zich bezig hield met Opiumwetdelicten.
Verwerping bewijsverweer.
4 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

rolnummer 2200245100 parketnummer 0975729699 datum uitspraak 6 maart 2001 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 20 september 2000 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [plaats] (Marokko) op [...] 1967, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Schie" te Rotterdam. 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 20 februari 2001. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest. 3. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 4. Bewezenverklaring 4.1 Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1.a: hij in de periode van 1 november 1996 tot 1 mei 1997 te 's-Gravenhage en/ of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 1.b: hij in de periode van 16 augustus 1999 tot 3 november 1999 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. 4.2 Voorts acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. en 3. tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Bewijsvoering: 2. hij in de periode van 16 augustus 1999 tot 3 november 1999 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 69.270 gram van een gebruikelijk vast mengsel; van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; 3. hij in de periode van 1 november 1995 tot 1 mei 1997 en in de periode van 16 augustus 1999 tot 3 november 1999 te 's-Gravenhage en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven; die organisatie betrof een groep personen, die zich bezig hield met: - het bewerken en/ of verwerken en/ of verkopen en/ of verkopen en/ of afleveren en/ of verstrekken en/ of vervoeren van cocaine en heroine, zijnde cocaine en heroine telkens een middel, vermeld op lijst I van de Opiumwet die misdrijven betroffen het telkens opzettelijk handelen in strijd met in artikel 2, eerste lid onder B ban de Opiumwet gegeven verboden; 4.3 Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 5. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 6. Bewijsverweer 6.1 De raadsman heeft aangevoerd dat het zogenaamde kluisrapport, dat daags voor de terechtzitting in hoger beroep aan het dossier werd toegevoegd, veel te mager is om een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van de Opiumwet jegens zijn cliënt te kunnen dragen. Omdat dit rapport het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek tegen hem niet kon dragen, dienen de vruchten daarvan als onrechtmatig verkregen buiten het bewijs te blijven en dient de verdachte van het hem tenlastegelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman. 6.2 Het hof verwerpt dit verweer en overweegt dienaangaande als volgt. Het bedoelde kluisrapport bestaat uit een rapport van de politie Haaglanden, d.d. 16 oktober 1999, met daarbij gevoegd de (verbatim) weergave van een aantal afgeluisterde telefoongesprekken, waaraan door ene [verdachte] wordt deelgenomen. Het hof leidt uit de samenhang tussen dit rapport en het rapport van de politie Haaglanden d.d. 15 oktober 1999, strekkende tot instelling van een gerechtelijk vooronderzoek en afgifte van een beschikking telefoontaps, af dat de afgeluisterde gesprekken zijn gevoerd over telefoonaansluitingen die bij de verdachte in gebruik waren. Nu door de verdachte niet is gesteld dat hij niet de bedoelde [verdachte] is, houdt het hof het er daarom voor dat het bij de in de weergaven bedoelde [verdachte] om de verdachte gaat. Het hof stelt vast dat in gesprekken met de verdachte getallen als zelfstandige naamwoorden worden gebruikt en over "ding" respectievelijk "dingen", "20 kg aardappels en 10 kg uien" en "kruit" wordt gesproken. Nu het hof het als feit van algemene bekendheid beschouwt dat in kringen betrokken bij drugshandel veelal op dergelijke, verbloemende wijze over die handel wordt gesproken, is het hof van oordeel dat de bedoelde afgeluisterde gesprekken het redelijk vermoeden van betrokkenheid van de verdachte bij handel in verdovende middelen kunnen dragen. 7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: 1.: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; 2. : Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder C, van de Opiumwet gegeven verbod; 3. : Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, meermalen gepleegd. 8. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 9. Strafmotivering 9.1 De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis. 9.2 De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, en dat ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zal worden beslist conform de beslissing van de rechtbank. 9.3 Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. 9.4 Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft gedurende twee periodes van respectievelijk 18 maanden en tweeënhalve maand deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in heroïne en cocaïne. In deze organisatie is de verdachte degene geweest die enige tijd de boekhouding bijhield. De verdachte heeft bovendien gedurende zes maanden in die organisatie als drugskoerier gewerkt en gedurende ongeveer tweeënhalve maand als zaakwaarnemer de leiding over die organisatie gehad. Voorts heeft de verdachte samen met een ander een grote hoeveelheid voor de handel bestemde hashish aanwezig gehad. Bij dit alles heeft de verdachte slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin en niet voor de consequenties van zijn handelen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat heroïne, cocaïne en hashish niet alleen stoffen zijn waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook dat het gebruik daarvan direct en indirect de oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. 9.5 Het hof is derhalve van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. 10. Beslag 10.1 De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 53 tot en met 57, 59 tot en met 68, 72, 73, 77, 78, 84, 129 en 130, zullen worden verbeurdverklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen de onder 1. en 3. bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid, dan wel tot het begaan daarvan zijn bestemd. Voor zover deze voorwerpen, die in de stash aan de [adres] te [plaats] dan wel in verdachte's woning zijn aangetroffen, hem niet mochten toebehoren, moet het ervoor gehouden worden dat de rechthebbende dat gebruik of die bestemming ten minste redelijkerwijs heeft moeten vermoeden. Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. 10.2 De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 52, dienen op grond van artikel 13a van de Opiumwet en de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht te worden onttrokken aan het verkeer, voor zover deze voorwerpen middelen zijn als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet; voor zover die voorwerpen niet onder de Opiumwet vallen (de versnijdingsmiddelen) dienen zij aan het verkeer onttrokken te worden verklaard, omdat de gezamenlijkheid van deze voorwerpen werd gebruikt om het feit te begaan of voor te bereiden en het ongecontroleerde bezit van de verdachte van deze voorwerpen mitsdien in strijd is met het algemeen belang. 10.3 Ten aanzien van de blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 58, 69 tot en met 71, 74 tot en met 76, 79 tot en met 83, 85 tot en met 128 en 131 tot en met 145 behoort te worden beslist als hierna zal worden aangegeven. 11. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63, 140 (oud) (ten aanzien van de periode 1 november 1995 tot 1 mei 1997) en 140 (ten aanzien van de periode 16 augustus 1999 tot 3 november 1999) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 (oud) (ten aanzien van de periode 1 november 1996 tot 1 mei 1997), 2 (ten aanzien van de periode 16 augustus 1999 tot 3 november 1999), 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) JAREN. Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Verklaart verbeurd de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 53 tot en met 57, 59 tot en met 68, 72, 73, 77, 78, 84, 129 en 130. Verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 52. Gelast de teruggave van de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 58, 70, 71, 79 tot en met 83, 85, 86, 88, 90 tot en met 108, 110 tot en met 112, 115, 118 tot en met 120, 122 tot en met 124, 128, 131, 132 en 134 tot en met 145 aan de verdachte. Gelast de teruggave van de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 109, 113, 114, 117, 121 en 133 aan [betrokkene 1], het voorwerp genummerd 75 aan [betrokkene 2], het voorwerp genummerd 89 aan [betrokkene 3], het voorwerp genummerd 116 aan [betrokkene 2], het voorwerp genummerd 125 aan [betrokkene 4], het voorwerp genummerd 126 aan [betrokkene 5] en het voorwerp genummerd 87 aan [betrokkene 6]. Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 69, 74, 76 en 127. Dit arrest is gewezen door mrs. Von Brucken Fock, Aler en Verduyn, in bijzijn van de griffier mr. Van den Haak. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 maart 2001.