Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0293

Datum uitspraak2001-03-29
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1200540398
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen voorbereidingshandelingen t.b.v. het verkopen/afleveren van 57 kg. materiaal bevattende cocaïne. Tweemaal medeplegen opzettelijke vrijheidsberoving. Medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad. Medeplegen invoeren van 72 kg materiaal bevattende cocaïne.
Verwerping beroep op de niet-ontvankelijkheid van het O.M. o.a. wegens overschrijding van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
9 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

rolnummer 2200243799 parketnummer 1200540398 datum uitspraak 29 maart 2001 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 24 september 1999 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [plaats] (Suriname) op [...] 1963, thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "De IJssel" te Krimpen aan den IJssel. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 7 juli 2000, 18 september 2000, 27 september 2000, 18 december 2000, 24 januari 2001, 31 januari 2001 en 15 maart 2001. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vorderingen van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep van de verdachte is blijkens mededeling op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde. Waar hierna wordt gesproken van 11 de zaak 11 of 11 het vonnis 11 , wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen. Verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie Namens de verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 niet ontvankelijk in zijn vervolging dient te worden verklaard, zulks op gronden als weergegeven in de pleitnota die aan het proces-verbaal van de zitting van het hof van 15 maart 2001 is gehecht. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hieromtrent het volgende. De door de ambtenaren van de douanepost Vlissingen aangetroffen hoeveelheid cocaïne rechtvaardigde naar het oordeel van het hof de door het Openbaar Ministerie gehanteerde methode van vervanging van verdovende middelen door frituurvet, ook al bestond er enig risico dat er ongewild slachtoffers konden vallen. De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn met het toepassen van de gehanteerde methode naar 's hofs oordeel niet overschreden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat ook in geval de aangetroffen cocaïne was verwijderd en niet vervangen door een andere stof, er evenzeer enig risico kon bestaan voor degenen die die cocaïne uit de betreffende container moesten halen. De stelling van de raadsman dat de uitvoering van de methode onzorgvuldig is geschied door het ontbreken van een belangenafweging die daaraan ten grondslag heeft gelegen met betrekking tot de voorzienbare gevolgen, met als gevolg dat na de hiervoor bedoelde vervanging is nagelaten op enige wijze de container te 11 "superviseren ", mist feitelijke grondslag en is dan ook niet aannemelijk geworden. Blijkens de verklaring van de verantwoordelijke officier van justitie ter terechtzitting in hoger beroep is er wel een belangenafweging geweest en blijkens de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], ter terechtzitting in hoger beroep op 18 september 2000 afgelegd, is immers de betreffende container wat betreft de deuren in een ontoegankelijke positie geplaatst en is in de container een peilzender geplaatst en is na de constatering van de inbraak in de container, waarbij het frituurvet is meegenomen, een vliegtuig de lucht ingegaan teneinde het vet terug te vinden. De enkele omstandigheid dat de betreffende container niet constant onder observatie is gehouden en degenen die de container openbraken niet gevolgd konden worden dient naar het oordeel van het hof niet tot de conclusie te leiden dat de gekozen methode dermate onzorgvuldig is uitgevoerd dat van onrechtmatigheid sprake is. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn vervolging dienen te leiden. Gelet op het bovenstaande kan het door de raadsman aangevoerde evenmin leiden tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 7 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Bijlage: 2. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 augustus 1997 tot en met 15 februari 1998 in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het afleveren en/ of verkopen van een hoeveelheid van (ongeveer) 57 kilogram, van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden, anderen heeft getracht te bewegen, om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, te verschaffen, hebbende hij, verdachte en verdachtes mededader, teneinde de cocaine over te nemen; 3. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 tot en met 2 februari 1998, in de gemeenten Eindhoven en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer], wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader (telkens) met dat opzet die [slachtoffer], in een auto plaats laten nemen en (vervolgens) hem (een) (vuur)wapen getoond en die [slachtoffer] meerdere slagen gegeven en die [slachtoffer] naar een loods gebracht en (vervolgens) meegevoerd naar een woning en hem vastgebonden aan een stoel; 4. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 tot en met 2 februari 1998 in de gemeenten Eindhoven en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader(s) (telkens) met dat opzet die [slachtoffer] in een auto plaats laten nemen en (vervolgens) een (vuur)wapen, in de zij van die [slachtoffer] gedrukt en gehouden en die [slachtoffer] gefouilleerd en geslagen en (vervolgens) die [slachtoffer] naar een woning overgebracht en de handen en voeten van die [slachtoffer] vastgebonden; 5. op 1 en/ of 2 februari 1998 in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) tweedegraads verbranding ter hoogte van de (linker) enkel, heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg (gloeiend) heet water over de benen en/ of voeten te gieten; 6. op meer tijdstippen gelegen in periode 1 december 1997 tot en met 1 april 1998 in de gemeenten Vlissingen en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (in de zin van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) een hoeveelheid van ongeveer 72 kilogram van een materiaal bevattende cocaine, aldus een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, hebbende hij, verdachte en zijn mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk: b. alvorens en nadat die cocaine, met een schip (genaamd “Jarikaba”) binnen het grondgebied van Nederland was gebracht handelingen gericht op het verdere vervoer en de ontvangst van die cocaine verricht, te weten het voeren van besprekingen en het maken van afspraken met vervoerder(s) van die zending met cocaine, aangaande de ontvangst en het (verdere) vervoer van die zending met cocaine, en het (doen) oprichten van een bedrijf, genaamd “Exotic Fresh”, dat gebruikt is of kon wordenals dekmantel voor de ontvangst/ invoer van een container met daarin de cocaine, en het ter beschikking stellen van financiele vergoedingen voor de oprichting van dat bedrijf en het aanschaffen van een faxapparaat voor genoemd bedrijf en het (doen) plaatsen van dat faxapparaat (teneinde over dat faxapparaat bericht(en) te ontvangen betreffende de aankomst en het inklaren van de zending met cocaine en het ter beschikking (doen) stellen van ladingspapieren, betreffende de lading van de container, met daarin verborgen de cocaine, aan het stuwadoorsbedrijf “Supermaritime Nederland B.V.” te Vlissingen (de inklaarder) en het (doen) huren van een vrachtwagen om (de zending met) die cocaine vanuit de haven van Vlissingen (verder) te transporteren en het (door het bedrijf Exotic Fresh) in dienst nemen van een persoon in de functie van “chauffeur-verkoper” (teneinde de (zending met) cocaine, op te gaan halen) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: feit 2: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid te verschaffen; feiten 3 en 4: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden; feit 5: medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad; feit 6: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder I, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, te weten 72 kilogram. De door de verdachte en zijn mededaders beoogde invoer van cocaïne is een delict dat bijdraagt aan de handel in en het gebruik van cocaïne, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten wordt bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Bovendien leidt de grootschalige handel in verdovende middelen veelal tot samenhangende vormen van ernstige criminaliteit. Voorts heeft de verdachte zich betrekkelijk korte tijd voor vorenbedoeld feit ook schuldig gemaakt aan het voorbereiden van het afleveren en/of verkopen van 57 kilogram cocaïne. De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en daarnaast is hij betrokken geweest bij zware mishandeling. Het hof rekent de verdachte ook laatstgenoemde feiten zwaar aan, nu twee personen niet alleen op een gewelddadige wijze van hun vrijheid zijn beroofd, maar in ieder geval één van hen tevens op een weerzinwekkende manier is gemarteld. Hoewel niet is gebleken dat de verdachte actief heeft deelgenomen aan het toebrengen van letsel, is vast komen te staan dat hij bij dit feit een leidinggevende rol heeft vervuld en als zodanig verantwoordelijk dient te worden gehouden voor het ontstane letsel en de toegebrachte psychische schade. Te verwachten valt dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder hetgeen hen is aangedaan. Gelet op het bovenstaande is het hof is van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf als na te melden passend en geboden is. Ondanks dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 7 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, is het hof van oordeel dat het dientengevolge opleggen van een lagere straf dan door de eerste rechter opgelegd onvoldoende recht doet aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden. Het is op deze grond dat het hof in dit opzicht een zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is bepaald en door de advocaat-generaal is gevorderd. De enkele omstandigheid dat het Openbaar Ministerie in de zaken tegen zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] van verdere vervolging heeft afgezien, brengt, anders dan door de raadsman van de verdachte bepleit, niet met zich mee dat het hof een lagere straf zal opleggen dan overwogen, reeds omdat die omstandigheid geen vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 282 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN JAREN. Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mrs. De Wild, Oosterhof en Reinking, in bijzijn vna de griffier mr. Van Slochteren. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 maart 2001.