
Jurisprudentie
AE0377
Datum uitspraak2002-03-20
Datum gepubliceerd2002-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200005794/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200005794/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
200005794/1.
Datum uitspraak: 20 maart 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Veldhoven,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 31 oktober 2000 in het geding tussen:
(…), wonend te (…)
en
appellanten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 1999 hebben appellanten (hierna: burgemeester en wethouders) aan (…) met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals die wet (hierna: de WRO) luidde vóór 1 april 2000, vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen van een bijgebouw (garage) op het perceel (…) te (…).
Bij besluit van 2 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door (…) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 31 oktober 2000, verzonden op 8 november 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door (...) ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders een nieuw besluit nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de uitspraak heeft overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben burgemeester en wethouders bij brief van 13 december 2000, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 december 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 24 oktober 2001 heeft (...) een memorie van antwoord ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van burgemeester en wethouders. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. S. Brand Borghaerts, ambtenaar van de gemeente, en (...) zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord (…).
2. Overwegingen
2.1. In geding is de legalisering van de vergroting van de garage van (...) door middel van toepassing van de zogenoemde anticipatieprocedure neergelegd in artikel 19 van de WRO. De uitbreiding heeft geleid tot een garage van ruim 50 m2 met een goothoogte van 2,50 meter en een nokhoogte van 6 meter, die tegen de woning van (...) aanligt. De bezwaren van (...) tegen de legalisering hebben betrekking op de geluidsoverlast die hij stelt te ondervinden van de werkzaamheden die (...) in de garage uitvoert. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beslissing op bezwaar, waarbij burgemeester en wethouders de verlening van de vrijstelling en bouwvergunning hebben gehandhaafd, vernietigd wegens onzorgvuldige voorbereiding daarvan, omdat – kort gezegd – niet is gebleken dat zij onderzoek hebben gedaan naar de gegrondheid van die klachten.
2.2. Burgemeester en wethouders betogen tevergeefs dat de rechtbank teveel nadruk op het gebruik van de garage heeft gelegd. Bij de aan de vrijstellingverlening ten grondslag te leggen belangenafweging, moesten burgemeester en wethouders ook de belangen van (...) betrekken, die zich tegen de legalisering van de uitbreiding van de garage verzetten. In dat kader hadden zij de gegrondheid van zijn welomschreven en herhaaldelijk geuite klachten over overlast op deugdelijke wijze moeten vaststellen. Daartoe bestond te meer grond omdat de rechtbank in de uitspraak van 7 april 1999, reg. nr. AWB 98/5477 WRO19, over de weigering van burgemeester en wethouders met bestuursdwang op te treden tegen de uitbreiding, reeds had overwogen dat burgemeester en wethouders zich ten onrechte geen rekenschap hadden gegeven van die klachten. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat uit de beslissing op bezwaar niet blijkt dat er sprake is geweest van een deugdelijke feitenvaststelling terzake van de klachten. De Afdeling merkt daarbij op dat de rechtbank het in hoger beroep door burgemeester en wethouders overgelegde verslag van een milieu-ambtenaar niet in haar oordeel heeft kunnen betrekken.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door J.A.E. van der Does, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2002
27-398.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,