
Jurisprudentie
AE0386
Datum uitspraak2002-03-20
Datum gepubliceerd2002-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200103158/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200103158/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
200103158/1
Datum uitspraak: 20 maart 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
(…), wonend te (…),
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 3 mei 2001 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Stadsregio Rotterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2000 heeft het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Stadsregio Rotterdam (hierna: het dagelijks bestuur) een besluit tot verlening van geldelijke steun voor de woning (…) te Rotterdam op grond van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1994 met ingang van 29 januari 1999 ingetrokken.
Bij besluit van 6 september 2000 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het bestreden besluit gehandhaafd onder aanvulling van de motivering. Dit besluit en het advies van de Algemene Beroepscommissie van 6 juli 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 3 mei 2001, verzonden op 7 mei 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 15 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 september 2001 heeft het dagelijks bestuur een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2002, waar appellant in persoon is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich niet ter zitting doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1. Blijkens de akte van levering, zoals verleden op 29 januari 1999, heeft appellant op 16 november 1998 de hem in eigendom toebehorende woning (…) verkocht. De akte, waarin deze overeenkomst is neergelegd, is door de kopers en door appellant als verkoper op respectievelijk 18 en 19 november 1998 getekend. Appellant heeft derhalve de betreffende woning verkocht voordat hij de brief van 7 december 1998 van de dienst Stedebouw en Volkshuisvesting (Bureau Woningbouw en Fondsbeheer) had ontvangen, waaraan hij meent het gerechtvaardigd vertrouwen te mogen ontlenen dat aan hem toestemming onder voorwaarden is verleend voor de verkoop van zijn woning aan een eigenaar/ niet-verhuurder. Reeds hierom faalt het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel.
2.2. Ook hetgeen appellant in hoger beroep voor het overige heeft betoogd, vormt een herhaling van hetgeen hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. Het oordeel van de rechtbank daarover is juist. De Afdeling komt dan ook, met overneming van hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen, niet tot een ander oordeel.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. C.A. Terwee-van Hilten en mr. A.W.M. Bijloos, Leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. Hoogenboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Hoogenboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2002
119-362.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,