Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0389

Datum uitspraak2002-03-20
Datum gepubliceerd2002-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200104977/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200104977/1. Datum uitspraak: 20 maart 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: (…), wonend te (…), appellant, en gedeputeerde staten van Overijssel, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 april 2001 heeft de gemeenteraad van Raalte, op voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2001, vastgesteld het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Heino, nr. 27, omgeving (…)". Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht. Verweerders hebben bij hun besluit van 14 augustus 2001, RWB/2001/2304, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Het besluit van verweerders is aangehecht. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 5 oktober 2001, bij de Raad van State ingekomen op 9 oktober 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 27 november 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Siebert, en verweerders, vertegenwoordigd door drs. E. Munneke, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Raalte, vertegenwoordigd door H.W. Ruiterkamp, ambtenaar van de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. Het plan heeft betrekking op het perceel (…). Met het plan wordt beoogd de bouw van een woning mogelijk te maken. Binnen het bestemmingsvlak is daartoe een tweede bouwvlak opgenomen. Verweerders hebben bij het bestreden besluit aan het plan goedkeuring onthouden. 2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast. 2.3. Appellant stelt dat verweerders het bestreden besluit onzorgvuldig hebben voorbereid door niet alle relevante feiten en omstandigheden te verzamelen. Dit blijkt volgens appellant onder meer uit het feit dat verweerders voorafgaand aan het nemen van het besluit niet hebben overlegd met de gemeenteraad. Daarnaast betoogt appellant dat op de plankaart aan de westkant van het bouwblok voor “woondoeleinden” een strook van ongeveer 10 meter ontbreekt waardoor een onduidelijke situatie is ontstaan. 2.3.1. Verweerders stellen zich op het standpunt dat van enige onzorgvuldigheid bij de voorbereiding van het besluit geen sprake is. Zij beklemtonen dat hun besluit is genomen op basis van het plan zoals dit door de gemeenteraad van Raalte is vastgesteld. 2.3.2. Ingevolge artikel 10:30, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring niet plaats dan nadat aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, gelegenheid tot overleg is geboden. Blijkens het bestreden besluit hebben verweerders het gemeentebestuur van Raalte overeenkomstig dit artikel in de gelegenheid gesteld tot het voeren van overleg. Zoals vermeld in de Memorie van Toelichting behorende bij artikel 10:30 (TK 93-94, 23700, nr. 3, p. 190), verplicht dit artikel niet tot daadwerkelijk overleg. Ingevolge artikel 25, gelezen in samenhang met artikel 28, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening berust de bevoegdheid om een bestemmingsplan vast te stellen bij de gemeenteraad en wordt dit plan als zodanig ter goedkeuring voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. Hieruit volgt dat verweerders het bestemmingsplan dienen te beoordelen zoals dit door de gemeenteraad is vastgesteld. Uit de stukken blijkt dat de plankaart overeenstemt met het raadsbesluit. Verder is niet gebleken van aanwijzingen op grond waarvan verweerders tot de conclusie hadden moeten komen dat de begrenzing van het plan onjuist was. Het desbetreffende bezwaar van appellant treft daarom naar het oordeel van de Afdeling geen doel. Ook overigens is de Afdeling niet gebleken van enige onzorgvuldigheid bij de voorbereiding van het bestreden besluit. 2.4. Appellant heeft aangevoerd dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben onthouden aan het plan. Hij stelt dat in het bestreden besluit een onjuiste voorstelling van de ruimtelijke uitstraling van de woningen aan de (…) wordt gegeven. De door verweerders genoemde twee-eenheid van een (voormalige) boerderij met bakhuis is feitelijk niet aanwezig nu er, gezien de langdurige bewoning, van een bakhuis geen sprake is. Daarnaast acht appellant het tegenstrijdig om van versnippering en verstening van het buitengebied te spreken aangezien naast en achter zijn perceel woningen worden gebouwd. 2.4.1. Verweerders hebben het plan in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening. Zij hebben bij hun beoordeling in aanmerking genomen dat de bouw van een nieuwe woning op 20 meter afstand en 20 meter voor de rooilijn van de boerderij in strijd zou komen met hun beleid dat versnippering en verdere verstening van de open ruimte moet worden tegengegaan. 2.4.2. Het perceel van appellant bevindt zich in het buitengebied. Het beleid om versnippering en verdere verstening van de open ruimte tegen te gaan is in het algemeen niet onredelijk. Het beroep van appellant geeft geen aanleiding voor het oordeel dat verweerders in dit geval niet aan dit beleid hebben kunnen vasthouden. In dit verband acht de Afdeling het standpunt van verweerders dat de bouw van de nieuwe woning de visuele relatie tussen de twee bestaande gebouwen zou doorbreken niet onjuist. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de stukken blijkt dat de woning dient ter vervanging van het als woning gebruikte bakhuis. Dit bakhuis staat op korte afstand naast de boerderij. Het bouwblok voor de nieuwe woning ligt echter 20 meter voor de voorgevelrooilijn van de boerderij. Voorts blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat het perceel van appellant op een afstand van meer dan 100 meter van de reeds gebouwde woonwijk Kiezebos I en de nog te bouwen woonwijk Kiezebos II is gelegen. De stelling van appellant dat naast en achter zijn perceel woningen worden gebouwd is dan ook onjuist. 2.5. Gelet op het bovenstaande ziet de Afdeling in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerders zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan strijdt met een goede ruimtelijke ordening. Ook overigens ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders in zoverre terecht hun goedkeuring hebben onthouden aan het plan. Het beroep is daarom ongegrond. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Dolman w.g. Soede Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2002 270-417. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,