Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0396

Datum uitspraak2002-03-20
Datum gepubliceerd2002-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102105/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200102105/1. Datum uitspraak: 20 maart 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: (…), kantoorhoudend te (…), appellant, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 27 maart 2001 in het geding tussen: appellant en de raad voor rechtsbijstand te Arnhem. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 januari 2000 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te Arnhem het verzoek van appellant afgewezen om in het kader van een verleende toevoeging, als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, in plaats van maximaal 100 uur, maximaal 150 uur aan rechtsbijstand in een zaak te mogen besteden. Bij besluit van 24 mei 2000 heeft de raad voor rechtsbijstand te Arnhem (hierna: de raad) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor bezwaar en beroep van 11 mei 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 27 maart 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 mei 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2002, waar appellant in persoon en de raad voor rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. P.A.W. Slaats, werkzaam voor de raad, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat de raad zich, mede afgaand op informatie van de rechter-commissaris die de zaak heeft behandeld, op het standpunt heeft kunnen stellen dat een verlenging van de totale tijdsbehandeling van de desbetreffende zaak van 100 uur tot 150 uur niet gerechtvaardigd is te achten. 2.2. Voorts zijn er geen aanwijzingen dat de raad zijn taak niet zonder vooringenomenheid heeft vervuld. 2.3. Het hoger beroep is derhalve ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat. w.g. Van Wagtendonk w.g. Boot Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2002 202. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,