
Jurisprudentie
AE0515
Datum uitspraak2001-11-02
Datum gepubliceerd2002-03-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200116501
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-03-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200116501
Statusgepubliceerd
Uitspraak
rolnummer 2200116501
parketnummer 1009006900
datum uitspraak 2 november 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de arrondissementsrechtbank te
Rotterdam van 1 mei 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats]
op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen (Unit 4) te Scheveningen.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 oktober 2001.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE: dat
1. hij op 04 maart 2000 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft / hebben verdachte en / of een van zijn mededaders opzettelijk dreigend;
- een ( op een ) vuurwapen ( gelijkend voorwerp ) getoond en voorgehouden en
- dat ( op een ) vuurwapen ( gelijkend voorwerp ) op het voorhoofd van die [slachtoffer 1] gezet en
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd:
"Ik schiet je kapot" en "Ik maak je af. Kom niet aan met je grote mond, want ik maak iedereen in deze buurt af die met mijn broer ouwehoert" en "Je moet niet met mijn broertje ouwehoeren, anders maak ik je af";
2. hij op 04 maart 2000 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Kamperfoeliestraat, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het:
- van een fiets trekken van die [slachtoffer 1] en
- slaan en stompen en schoppen van/tegen die [slachtoffer 1] en
- slaan met een ( op een ) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1];
3. hij op 30 augustus 2000 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Strevelsweg, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één kogel ( van het kaliber 6,35 mm ) afgevuurd op/in het hoofd van die [slachtoffer 2], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
4. hij op 30 augustus 2000 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Strevelsweg, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één of meerdere kogel(s) (van het kaliber 6.35 mm) heeft afgevuurd op/in het lichaam van die [slachtoffer 3], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5. hij op 30 augustus 2000 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Strevelsweg, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet, in de vorm van een onbekend (gebleven) pistool van een onbekend (gebleven) merk, van het kaliber 6.35 mm met daarbij voor dat wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad door het te dragen;
6. hij op 10 oktober 2000 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet, in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, van het kaliber 6,35 mm voorzien van het opschrift / inslag / inscriptie "Star Cal. 6,35" met daarbij voor dat wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Bewijsoverweging
De verdachte wordt op een gegeven moment door zijn broer benaderd in verband met de bedreiging dat deze zou worden beschoten. Na kalm overleg over de ernst van deze bedreiging, welke ernst door de verdachte wordt onderschreven, begeeft de verdachte zich, met een doorgeladen vuurwapen in zijn zak, met zijn broer en een derde welbewust naar de groep van personen van waaruit de gestelde bedreiging afkomstig was. Aangekomen bij die personen wijst de broer van de verdachte een persoon aan, die vervolgens door de verdachte van nabij met het vuurwapen dodelijk in het hoofd wordt getroffen. Kort daarna schiet de verdachte op een tweede aldaar aanwezige persoon, die wordt getroffen in de linkerschouder. Door tezamen met zijn mededaders met een schietklaar vuurwapen op zak op deze wijze de confrontatie te zoeken met de als vuurwapengevaarlijk omschreven groep personen is de verdachte, mede gezien de overige bewijsmiddelen, als medepleger verantwoordelijk voor moord en poging tot moord.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2: Het openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen;
Feit 3: Medeplegen van moord;
Feit 4 primair: Medeplegen van poging tot moord;
Feit 5: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Feit 6: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie door het dragen van een vuurwapen van categorie III.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafoverweging
De strafmaat voor geweldsdelicten strekt mede ter bescherming van potentiële slachtoffers van dergelijke feiten. In dit opzicht verdienen leden van culturele minderheden dezelfde bescherming als anderen.
Het beroep op een strafmatiging met het oog op de straatcultuur van jonge Antillianen waar de verdachte en de slachtoffers deel van uitmaken en waarin onderling geweld veelvuldig pleegt voor te komen, dient op deze grond te worden verworpen.
11. Strafmotivering
11.1
De advocaat-generaal [advocaat-generaal] heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
11.2
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met zijn mededaders een ander van het leven beroofd. Het slachtoffer is van nabij door de verdachte in het hoofd geschoten. Dat is een afschuwwekkend delict. De verdachte en de mededaders hadden zelf de confrontatie gezocht na een eerder incident tussen een van de mededaders, een broer van de verdachte, en de groep waartoe het slachtoffer kennelijk behoorde. Bij dezelfde gelegenheid hebben de verdachte en zijn mededaders ook nog een poging tot moord gepleegd door iemand in de schouder te schieten. Op een andere datum bedreigde de verdachte met zijn mededaders een persoon met een misdrijf tegen het leven, gepaard gaand met een openlijke geweldpleging. Deze feiten speelden zich telkens af op of nabij de openbare weg, waardoor toevallige voorbijgangers konden worden geconfronteerd met deze voor het gevoel van veiligheid ernstig verontrustende handelingen. Het gewelddadige optreden van de verdachte en zijn mededaders, waaruit een geringschatting spreekt voor het menselijk leven, dient met kracht te worden bestreden.
11.3
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 oktober 2000, al eens is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
11.4
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 141 (oud), 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VEERTIEN (14) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Koning, Davids en Silvis,
in bijzijn van de griffier mr. Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 november 2001.