Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0606

Datum uitspraak2002-01-30
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00585
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 01/00585 30 januari 2002 CJIB 33484265 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Amsterdam van 4 december 2000 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking als bestuurder een administratieve sanctie van fl 180,- opgelegd ter zake van "voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren", welke gedraging zou zijn verricht op 24 maart 2000 op de Buitenveldertselaan in de plaats Amsterdam. 3.2. De betrokkene voert aan, dat de eigenaar van het motorvoertuig in het onderhavige geval aansprakelijk gehouden moet worden voor het niet voor handen hebben van een geldig keuringsbewijs nu de bestuurder is staandegehouden en vast te stellen was wie de eigenaar was. De strekking van art. 72 WVW 1994 brengt immers mee, dat de eigenaar van het motorrijtuig primair aansprakelijk gesteld had moeten worden. Daarnaast beroept de betrokkene zich op een uitspraak van de Hoge Raad, die hij heeft aangehaald uit de Telegraaf van 5 januari 2001, waarin de Hoge Raad zou hebben bepaald, dat administratieve boetes voor betrekkelijk lichte verkeersovertredingen voor rekening komen van de kentekenhouder, de werkgever of de leasemaatschappij en niet door een werknemer hoeven te worden betaald. 3.3. Ingevolge het derde lid van art. 72 WVW 1994 is de eigenaar of houder aansprakelijk indien het keuringsbewijs zijn geldigheid heeft verloren, alsmede de bestuurder indien met het motorrijtuig over de weg wordt gereden. 3.4. Noch in de tekst van de wet, noch in de wetsgeschiedenis zijn aanknopingspunten te vinden voor de stelling dat eerst getracht moet worden de eigenaar of houder te achterhalen, alvorens de bestuurder kan worden aangesproken. Blijkens de Memorie van Toelichting bij de wet van 15 december 1994, Stb. 919, (Kamerstukken II, 22030, nr. 3, blz. 113) mag van de bestuurder verwacht worden dat hij zich alvorens met een voertuig te gaan rijden, ervan vergewist dat aan de met betrekking tot het voertuig geldende verplichtingen is voldaan. In het onderhavige geval wordt met een motorrijtuig, waarvan het keuringsbewijs ontbreekt over de weg gereden, hetgeen meebrengt dat zowel de eigenaar als de bestuurder aansprakelijk gesteld kunnen worden. De administratieve sanctie is dan ook terecht aan de betrokkene als bestuurder opgelegd. 3.5. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, als voorzitter, Huisman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.