Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0766

Datum uitspraak2002-03-20
Datum gepubliceerd2002-03-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 662/01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK Nr. 662/01 20 maart 2002 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, vierde enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 28 september 2001. De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het namens de belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belasting-dienst te Leeuwarden (: de inspec-teur), gedaan op het bezwaarschrift van de be-lang-hebbende tegen de hem afgegeven beschikking verklaring arbeidsrelatie voor het jaar 2001. Ingevolge de artikelen 26 en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof. De uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 12 juli 2001 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 14 september 2001, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 28 september 2001 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 26 oktober 2001. De inspecteur heeft hierop schriftelijk gereageerd. De belanghebbende is gehoord omtrent zijn verzet ter zitting van het gerechtshof op 6 maart 2002 gehouden te Leeuwarden, alwaar de inspecteur eveneens is verschenen. Naar het oordeel van het gerechtshof heeft de belanghebbende in zijn verzetschrift alsmede ter zitting geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan in de zin van artikel 6:11 van de Awb redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt: Het gerechtshof, uitspraak doende, ver-klaart het verzet ongegrond. Gedaan op 20 maart 2002 door mr. J. Huiskes, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-digheid van de griffier mevr. mr. M. Hiemstra en onderte-kend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier en op die dag in het openbaar uitgesproken. Op 27 maart 2002 afschrift aangetekend verzonden aan bei-de partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.