
Jurisprudentie
AE0815
Datum uitspraak2002-02-20
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00183
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00183
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 01/00183
20 februari 2002
CJIB 27286088
Gerechtshof te Leeuwarden
Beschikking
op het hoger beroep tegen de beschikking
van de kantonrechter te Lelystad
van 16 januari 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De inhoud van de beschikking van dit hof van 1 oktober 2001 wordt hier overgenomen.
2. Het verdere procesverloop
Bij brief van 8 november 2001 heeft de advocaat-generaal de door het hof in voormelde beschikking verzochte informatie overgelegd en hierbij commentaar geleverd.
Bij brief van 9 december 2001 heeft de betrokkene gereageerd op de overgelegde informatie en het commentaar van de advocaat-generaal hierop.
Hierna heeft de voorzitter ter verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.
3. De verdere beoordeling
3.1. In de onder 1 genoemde beschikking is de advocaat-generaal verzocht aan het hof inlichtingen te verschaffen. Onder meer zijn de volgende vragen gesteld: "Worden brieven die de dag van de lichting en wel vóór de lichting ter post zijn bezorgd, door de PTT de volgende dag afgestempeld? Worden brieven in beginsel op de dag van afstempeling bezorgd bij de geadresseerde? Is het daarbij ook van belang of de geadresseerde een postbus heeft?".
3.2. Bij brief van 24 oktober 2001 heeft M. Vietsch, Legal Counselor op de afdeling Juridische Zaken van de Koninklijke PTT Post BV te Den Haag, onder meer het volgende aan de advocaat-generaal medegedeeld: "2. Indien brieven vóór de lichting ter post zijn bezorgd, dan worden deze in beginsel dezelfde dag nog afgestempeld met de datum van de bezorgdag. Indien op zaterdag wordt bezorgd, dan wordt op zondag afgestempeld. Voor losse post geldt een servicekader van 24 uur, zodat deze post in beginsel de dag volgende op die van afstempeling wordt bezorgd. Het maakt hierbij niet uit of de geadresseerde een postbus heeft of niet.".
3.3. Naar aanleiding van voormelde brief heeft de advocaat-generaal telefonisch contact gehad met Vietsch voornoemd. Deze deelde mee, dat hij in de eerste zin van punt 2 bedoeld had te zeggen: "Indien brieven voor de lichting ter post zijn aangeboden, dan worden deze in beginsel dezelfde dag nog afgestempeld met de datum van de dag van de aanbieding ter post.".
3.4. De betrokkene voert aan, dat hetgeen Vietsch voornoemd in zijn brief van 24 oktober 2001 onder punt 2 heeft verklaard geldt voor post die buiten de regio besteld moeten worden. De post voor binnen de regio wordt pas gesorteerd als de post voor buiten de regio gesorteerd en afgehandeld is. De post binnen de regio wordt na middernacht gesorteerd. Het antwoord voor losse post is hier niet van toepassing, want dit is post die op het postkantoor wordt afgegeven, aldus de betrokkene.
3.5. In aanmerking genomen, dat het verzetschrift is gedateerd 26 juni 2000, dat de envelop waarin het verzetschrift is verzonden door de PTT is afgestempeld op 27 juni 2000, dat de betrokkene heeft gesteld dat hij bij de PTT heeft geïnformeerd en dat aan hem is medegedeeld dat de post in beginsel op de dag van afstempeling wordt bezorgd, hetgeen in eerste instantie door Vietsch voornoemd is bevestigd, maar waarop later weer is teruggekomen, bestaat er bij het hof zodanige twijfel aan de juistheid van de datum van indiening van het verzetschrift als vermeld op de envelop met het verzetschrift, te weten 28 juni 2000, dat moet worden aangenomen, dat de betrokkene tijdig verzet heeft gedaan. Derhalve heeft de kantonrechter de betrokkene ten onrechte in het verzet niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal daarom de beschikking van de kantonrechter vernietigen.
3.6. In beginsel zou het hof de zaak moeten terugwijzen naar de kantonrechter. Daar staat echter het volgende tegenover.
3.7. De aard van de onderhavige verzetprocedure brengt mee, zoals ook volgt uit de verschillende in de artikelen 26 en 26a WAHV met het oog daarop gegeven voorschriften, dat op het tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel tijdig gedane verzet op korte termijn wordt beslist. Vorenoverwogene brengt met zich mee dat in beginsel - dat wil zeggen: behoudens bijzondere omstandigheden die een langere periode kunnen rechtvaardigen - binnen 18 maanden onherroepelijk op het verzet moet zijn beslist. Overschrijding van deze termijn levert een schending op van beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor een verdere tenuitvoerlegging van het dwangbevel in strijd zou komen met beginselen van behoorlijk bestuur.
3.8. Inmiddels zijn ruim 19 maanden verstreken sinds de betrokkene verzet heeft aangetekend. In aanmerking genomen dat in deze periode twee gerechten zich over de zaak hebben gebogen en dat niet gezegd kan worden dat er in die periode zich lange perioden van inactiviteit dan wel inadequate activiteit hebben voorgedaan, acht het hof die periode te rechtvaardigen. Nu de zaak echter moet worden teruggewezen naar de kantonrechter en derhalve nog geruime tijd zal verlopen alvorens onherroepelijk op het verzetschrift zal zijn beslist, zal verdere tenuitvoerlegging van het dwangbevel te zijner tijd in strijd komen met beginselen van behoorlijke procesorde. Om die reden zal het hof het verzet reeds thans gegrond verklaren en de zaak niet terugwijzen naar de kantonrechter.
3.9. Nu de beschikking van de kantonrechter wordt vernietigd, zal het hof de advocaat-generaal veroordelen om de reiskosten, die de betrokkene in verband met het bijwonen van de zitting in hoger beroep heeft gemaakt, te vergoeden. Ingevolge art. 2, eerste lid, aanhef en onder c, van voormeld Besluit jo art. 6, eerste lid, onderdeel III, van het Besluit tarieven in strafzaken worden reiskosten berekend naar het tarief per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Het hof zal daarom ter zake van reiskosten ([woonplaats] - Leeuwarden vv) aan de betrokkene een bedrag toekennen van €€euro €€23,03.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart het verzet gegrond;
bepaalt dat hetgeen uit hoofde van voormeld dwangbevel door de betrokkene is betaald, te weten een bedrag van f 502,30 (= euro 227,93), door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd, alsmede dat het door de betrokkene op de voet van art. 26 en 26a WAHV betaalde griffierecht door de griffier van de rechtbank te Zwolle aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van €euro 23,03.
Deze beschikking is gegeven door mrs Vellinga, Huisman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.