Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0905

Datum uitspraak2000-01-24
Datum gepubliceerd2002-07-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers15-035163-96
Statusgepubliceerd


Uitspraak

rolnummer 2200257599 parketnummer 1503516396 datum uitspraak 24 januari 2000 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen -na verwijzing door de Hoge Raad- op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer in de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 23 september 1997 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], adres: [adres] Procesgang De verdachte is in eerste aanleg terzake van "medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en medeplegen van moord" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 21 juli 1998 met vernietiging van dat vonnis de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en terzake van het onder 1 tenlastegelegde, gekwalificeerd als "de voortgezette handeling van het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De procureur-generaal heeft tegen dat arrest beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 19 oktober 1999 het vonnis van het gerechtshof te Amsterdam vernietigd voorzover het hof niet heeft geoordeeld over de in de tenlastelegging onder 2 begrepen doodslag en ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de zaak verwezen naar dit gerechtshof opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en -na de verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- het onderzoek op de terechtzitting van dit hof van 10 januari 2000. Omvang van het hoger beroep Blijkens het arrest van de Hoge Raad strekt de daarbij uitgesproken vernietiging zich niet uit tot de bij de vernietigde uitspraak gegeven beslissingen ten aanzien van hetgeen aan de verdachte onder 1, alsmede onder 2 ter zake van kort gezegd - (medeplegen van) moord is tenlastegelegd. In zoverre is de zaak niet meer aan het oordeel van dit hof onderworpen. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ziln vervolging Van de zijde van de verdachte is een beroep gedaan op de nietontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens onzekerheid omtrent de volledigheid van het dossier. Tijdens de terechtzitting en beraadslaging is niet gebleken van het ontbreken van voor enige te nemen beslissing onmisbaar zijnde stukken. Bovendien heeft de raadsvrouwe van de verdachte, hoewel daartoe in staat gesteld, niet aangegeven welke specifieke stukken zouden ontbreken. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient derhalve reeds daarom te worden verworpen. Tenlastelegging Aan de verdachte is - voorzover thans nog van belang tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder 2. Van de dagvaarding is een kopie gevoegd in dit arrest. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Bijlage 1. hij op 14 november 1996 te Haarlemmerliede, gemeente Haarlemmerliede een man van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, met een schietwapen schoten op/in het hoofd van die man afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde man is overleden. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: doodslag Stafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zeven jaren. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van doodslag. De verdachte was betrokken bij een jarenlange bestaande vete tussen (onder meer) verdachte en (onder meer) het slachtoffer, welke uitmondde in een gewelddadige vrijheidsberoving met fatale afloop. Het slachtoffer is in de loop van de avond door verdachte en anderen uit Amsterdam naar een recreatiegebied in Spaarnwoude gebracht. Daar heeft verdachte het slachtoffer, dat aan zijn belagers trachtte te ontkomen, met een tweetal schoten op/in het hoofd om het leven gebracht. Door dit soort strafbare feiten is de rechtsorde ernstig geschokt. Tevens is daardoor onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder terzake van onder meer delicten met een gewelddadig karakter is veroordeeld. Bij de vaststelling van de strafmaat is voorts in het bijzonder nog acht geslagen -gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht- op de omstandigheid dat de verdachte op 21 juli 1998 door het gerechtshof te Amsterdam reeds is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren, waarbij dat hof mede acht geslagen heeft op de fatale afloop van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het hof is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f. 16.145.50. De verdachte heeft de hoogte van de vordering niet, althans niet behoorlijk gemotiveerd betwist. De benadeelde partij heeft slechts aangetoond dat door deze tot een bedrag van f. 9.727,25 schade is geleden, aangezien het restant van de vordering kennelijk door de verzekering is uitgekeerd. Aannemelijk is dat de schade het gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij kan dus tot dat bedrag worden toegewezen. Het meer gevorderde dient echter te worden afgewezen. De verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft moeten maken tot op heden begroot op nihil. Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoering nog te maken kosten. Het hof acht daarnaast oplegging van een schadevergoedingsmaatregel passend. Bevel tot gevangenneming De advocaat-generaal heeft gevangenneming van de verdachte gevorderd. Het hof zal de gevangenneming van de verdachte bevelen, nu uit de overige inhoud van dit arrest blijkt dat aan de in de wet gestelde voorwaarden voor een dergelijk bevel is voldaan. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij] tot een bedrag van f. 9.727,15 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Wijst af de vordering van de benadeelde partij ter zake van het meer gevorderde. Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten, begroot op nihil, en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Legt op de verplichting tot betaling aan de Staat van f.9.727,15 ten behoeve van de nabestaande van het slachtoffer [slachtoffer], te weten [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 100 dagen hechtenis. Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag van f. 9.727,15 ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling van de benadeelde partij van f. 9.727,15 doet vervallen, alsmede dat de betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Bepaalt dat enige betaling door een medeverdachte aan of ten behoeve van voornoemde [benadeelde partij] terzake van voormelde schade verdachtes betalingsverplichtingen, zoals hiervoor opgelegd, in zoverre doet vervallen. Beveelt de gevangenneming van verdachte. Dit arrest is gewezen door mrs Oosterhof, Aler en Teulings, in bijzijn van de griffier mr Bakker. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 januari 2000.