Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1103

Datum uitspraak2002-04-02
Datum gepubliceerd2002-04-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005827-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 03/005827-01 Datum uitspraak: 2 april 2002 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats], wonende te [adres], thans gedetineerd in de P.I. "Overmaze" te Maastricht. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2002. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 9 december 2001 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende hij, verdachte, (telkens) zijn, verdachtes, penis (geheel en/of gedeeltelijk) in de vagina en/of in de anus van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht/gestoken en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, (telkens, althans meermalen, of eenmaal) die [naam slachtoffer] heeft geslagen (tegen het hoofd) en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt (tegen het onderlichaam en/of tegen de benen, in elk geval tegen het lichaam) en/of de keel heeft dichtgeknepen, althans haar feitelijk bij haar keel/hals heeft vastgehouden en/of (aldus) die [naam slachtoffer] in bedwang heeft gehouden en/of die [naam slachtoffer] tegen de grond heeft gegooid en/of die [naam slachtoffer] in haar rug heeft gebeten en/of die [naam slachtoffer] met kracht terug de woning in heeft getrokken en/of gesleurd en/of haar een kussen op het gezicht heeft geduwd en/of (aldus) (telkens) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of (aldus) (telkens) een situatie doen ontstaan waarin die [naam slachtoffer] feitelijk geen weerstand kon bieden tegen die binnendringing(en), in elk geval die binnendringing(en) niet heeft weten te voorkomen en/of verhinderen. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 9 december 2001 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende hij, verdachte, zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of in de anus van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht/gestoken en bestaan-de dat geweld hierin dat hij, verdachte, die [naam slachtoffer] heeft geslagen tegen het hoofd en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt tegen het lichaam en/of de keel heeft dichtgeknepen en aldus die [naam slachtoffer] in bedwang heeft gehouden en/of die [naam slachtoffer] tegen de grond heeft gegooid en/of die [naam slachtoffer] in haar rug heeft gebeten en/of die [naam slachtoffer] met kracht terug de woning in heeft getrokken en/of gesleurd en/of haar een kussen op het gezicht heeft geduwd en aldus voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of aldus een situatie doen ontstaan waarin die [naam slachtoffer] feitelijk geen weerstand kon bieden tegen dat binnendringen. De partiƫle vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het hierboven omschreven feit heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De nadere overweging ten aanzien van het bewijs Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de getuige [naam getuige] in de nacht van 9 december 2001, de nacht waarin het feit is gepleegd, heeft gehoord dat het slachtoffer tegen de verdachte onder meer heeft gezegd: "[voornaam verdachte], hou op, [voornaam verdachte] hou op want ik bloed. [voornaam verdachte] ik ben aan het stikken. [voornaam verdachte], wous, je verkracht je eigen vrouw". Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de getuige [naam getuige 2] in diezelfde nacht heeft gehoord dat het slachtoffer tegen de verdachte heeft gezegd: "[voornaam verdachte] je doet me pijn, laat me met rust, ik heb je toch niets gedaan". De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat het slachtoffer die nacht bedoelde woorden dan wel woorden van een dergelijke strekking tegen heeft hem heeft gebezigd. De recht-bank heeft deze ontkenning voor het bewijs laten meewerken als zijnde een kennelijke leugen om de waarheid te bemantelen. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als verkrachting, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving; - de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht; - de verkrachting binnen de relatie met het slachtoffer heeft plaatsgevonden. De op te leggen straf is -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van vierentwintig maanden; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan ver-oordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot vier maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. J.M. Penn-Te Strake en mr. M. Timmers, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgespro-ken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2002, zijnde mr. Timmers buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.