
Jurisprudentie
AE1112
Datum uitspraak2002-02-08
Datum gepubliceerd2002-04-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200639/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-04-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200639/2
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Raad
van State
200200639/2.
Datum uitspraak: 8 februari 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 25 januari 2002 in het geding tussen:
verzoeker
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 januari 2002 heeft de Staatssecretaris van Justitie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 25 januari 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brieven, bij de Raad van State binnengekomen op 1 februari 2002, hoger beroep ingesteld, onderscheidenlijk de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het gestelde belang van verzoeker bij de gevraagde voorziening is hierin gelegen, dat wordt voorkomen dat hij wordt uitgezet zolang er niet is beslist op het door hem ingestelde hoger beroep.
2.2. Niet op voorhand is buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven.
Nu verzoeker is medegedeeld dat hij op 14 februari 2002 zal worden uitgezet, is sprake van spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht en komt het verzoek op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker de beslissing op het door hem ingestelde hoger beroep in Nederland mag afwachten.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Frenkel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Frenkel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2002
206-344.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,