Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1141

Datum uitspraak2002-03-13
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00657
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 01/00657 13 maart 2002 CJIB 39523382 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Rotterdam van 28 september 2001 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,- opgelegd ter zake van "als weggebruiker buiten noodzaak op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan", welke gedraging zou zijn verricht op 12 januari 2001 op de Rijksweg A20 O-W (NB) in de plaats Rotterdam. 3.2. De betrokkene voert aan, dat een vuiltje in haar oog, de directe aanleiding was om te stoppen. Er was naar haar zeggen een vuiltje in haar oog gekomen, waardoor het zicht op de weg en de wegbewijzering plotseling was verminderd zodat het gelet op de verkeersveiligheid niet verantwoord was om op dat moment door te rijden. Er was daarom volgens de betrokkene geen sprake van "buiten noodzaak" stilstaan op de vluchtstrook. 3.3. Het zaakoverzicht houdt - zakelijk weergegeven - in, als verklaring van verbalisant, dat de betrokkene stil stond op de splitsing van de Rijksweg A20 Noordbaan en de Rijksweg A13 Oostbaan, op de vluchtstrook van de Rijksweg A20 Noordbaan net na het divergentievlak, dat de betrokkene daarna de rijbaan opreed richting de Rijksweg A13 Oostbaan en dat de betrokkene bij de staandehouding verklaarde: "Ik had de afrit gemist. Ik vind niet dat ik gevaarlijk bezig was." 3.4. Enkel in noodgevallen is het een weggebruiker toegestaan op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook of vluchthaven (art. 43, derde lid, RVV 1990). Uit het relaas van verbalisant, zoals weergegeven in het zaakoverzicht, blijkt dat niet van een noodgeval in de zin van voormelde bepaling sprake was. Nu de betrokkene bovendien zelf bij de staandehouding heeft aangevoerd als reden voor het stilstaan op de vluchtstrook, dat zij de afrit had gemist, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan, dat de betrokkene de gedraging heeft verricht. Hetgeen de betrokkene in haar beroepschrift aanvoert omtrent het moeten stoppen vanwege een vuiltje in haar oog, acht het hof niet aannemelijk, nu zij daaromtrent niets bij de staandehouding heeft aangevoerd. Daar komt nog bij dat de enkele omstandigheid dat een bestuurder een vuiltje in het oog heeft, niet zonder meer een noodgeval oplevert als bedoeld in art. 43, derde lid, RVV 1990. 3.5. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, als voorzitter, Huisman en van Dijk, in tegenwoordigheid van mr Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.