Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1640

Datum uitspraak2002-02-06
Datum gepubliceerd2002-04-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers66987/HA ZA 01-700
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZWOLLE Enkelvoudige civiele kamer Zaaknr/rolnr: 66987/ HA ZA 01-700 Uitspraak: 6 februari 2002 V O N N I S In de zaak aanhangig tussen: [eiseres] wonende te [woonplaats], eiseres, procureur: mr. J.A. van Wijmen, advocaat: mr. J.B.J.G.M. Schyns te Venlo, en [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, procureur: mr. R.R. Schuldink, advocaat: mr. Th.U. Hiddema te Maastricht. Partijen worden verder genoemd [eiseres] en [gedaagde]. PROCESGANG De zaak is aanhangig gemaakt door een op 18 juni 2001 uitgebrachte dagvaarding. Partijen zijn verschenen, en door hen zijn de volgende processtukken gewisseld: - een conclusie van eis zijdens [eiseres]; - een conclusie van antwoord zijdens [gedaagde]; - een conclusie van repliek zijdens [eiseres]; - een conclusie van dupliek zijdens [gedaagde]. Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd. CONCLUSIES VAN PARTIJEN De vordering van [eiseres] strekt er toe dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen f 66.345,46 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2001, althans vanaf de datum van de dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. [gedaagde] heeft verweer gevoerd, met conclusie tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres] dan wel afwijzing van de vordering dan wel deze te matigen, kosten rechtens. MOTIVERING Vaststaande feiten 1.1 Partijen hebben een affectieve relatie gehad tot april 1996, uit welke relatie twee kinderen zijn geboren, te weten [kind 1] en [kind 2 van eiseres], geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum]. [eiseres] had het gezag over de kinderen, [gedaagde] niet. De kinderen zijn niet door [gedaagde] erkend. 1.2 In het kader van een omgangsregeling heeft [gedaagde] de kinderen op 13 september 1997 bij [eiseres] opgehaald en meegenomen. De afspraak om de kinderen op diezelfde datum om 19.00 uur weer terug te brengen is [gedaagde] niet nagekomen. [gedaagde] heeft de kinderen onttrokken aan het gezag van [eiseres] en heeft ze meegenomen naar het buitenland zonder hun verblijfplaats aan [eiseres] kenbaar te maken. 1.3 Deze onttrekking aan het gezag heeft geduurd tot 21 september 1998 en is geëindigd door de aanhouding van [gedaagde] door Indiase autoriteiten te India, waarna uitlevering aan Nederland heeft plaatsgevonden. De Roermondse rechtbank heeft [gedaagde] bij vonnis van 16 december 1998 veroordeeld ter zake de overtreding van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht en [gedaagde] veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Standpunt [eiseres] 2.1 Door de kinderen van [eiseres] te ontvoeren, terwijl die kinderen nog maar 3 en 1,5 jaar oud waren, en ze gedurende ruim een jaar aan het gezag van [eiseres] te onttrekken, elke contact tussen [eiseres] en haar kinderen onmogelijk te maken en [eiseres], door de verblijfplaats van de kinderen niet kenbaar te maken, en staat van ernstige ongerustheid en wanhoop te laten zijn gedurende die periode, handelt [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig. 2.2 [eiseres] heeft na de ontvoering alle middelen aangewend om haar kinderen op te sporen, onder meer het inschakelen van een detectivebureau, naast het inschakelen van de politie en de media. De schade die [eiseres] heeft geleden door het onrechtmatig handelen bestaat onder andere uit de kosten die [eiseres] hiervoor heeft moeten maken, te weten f 26.000,--. 2.3 Daarnaast heeft [eiseres] andere materiele schade geleden te weten kosten ten behoeve van rechtsbijstand. Ten behoeve van rechtsbijstand was in eerste instantie een toevoeging aangevraagd, doch deze is niet verleend omdat de Raad voor de Rechtsbijstand van mening was dat [eiseres] in staat moest worden geacht haar eigen belangen te behartigen, waartoe [eiseres] zich feitelijk niet in staat voelde. 2.4 Ook heeft [eiseres] immateriële schade geleden omdat er sprake was van gederfde levensvreugde gedurende de periode waarin de kinderen waren ontvoerd en [eiseres] geen contact met ze kon onderhouden en in het ongewisse was over de verblijfplaats en het welbevinden van de kinderen, alsook van psychische problemen waarmee [eiseres] te kampen heeft na de terugkeer van de kinderen, zoals angst en verminderde stressbestendigheid. [eiseres] begroot de kosten van de immateriële schade op f 25.000,--. Standpunt [gedaagde] 3.1 [gedaagde] erkent de kinderen te hebben ontvoerd en onttrokken aan het gezag van [eiseres] alsmede het niet hebben gemeld van de verblijfplaats van de kinderen en de toestand waarin de kinderen zich bevonden. Hij stelt hierbij uitsluitend te hebben gehandeld in het belang van de kinderen. [gedaagde] zag zich ten aanzien van het belang van de kinderen voor de onmogelijkheid gesteld de daartoe gevoelde argumenten uit te zoeken en is afgegaan op zijn eigen waarneming en die van zijn moeder. Bij zijn handelen had [gedaagde] niet de opzet om [eiseres] te schaden, en heeft de impact die de ontvoering voor [eiseres] zou hebben afgewogen tegen het belang van de kinderen. 3.2 Het was voor [eiseres] niet nodig een detectivebureau in te schakelen, bovendien is het [gedaagde] niet duidelijk hoe de rekening van dit bureau is samengesteld. 3.3 [gedaagde] betwist de immateriële schade en betwist ook de omvang van die schade zoals die door [eiseres] is gesteld. 3.4 [gedaagde] betwist ook de schadepost kosten rechtsbijstand; de Roermondse strafkamer heeft [gedaagde] al veroordeeld tot betaling van f 110,-- op dit punt, zijnde de eigen bijdrage die [eiseres] heeft moeten betalen aan haar raadsman die een toevoeging had aangevraagd. Dat de toevoeging uiteindelijk niet is verleend kan allerlei oorzaken hebben. Het geschil en de beoordeling daarvan 4.1 De eerste vraag die in de onderhavige zaak dient te worden beantwoord is de vraag of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres]. Vast staat dat [gedaagde] de kinderen heeft onttrokken aan het gezag van de wettelijk vertegenwoordigster, [eiseres], en dat deze ontvoering ruim een jaar heeft geduurd, tijdens welke periode hij [eiseres] niet heeft geïnformeerd over de verblijfplaats en het welzijn van de kinderen. Vast staat ook dat [gedaagde] de vastgelegde omgangsregeling daarbij niet is nagekomen en strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, in verband waarmee hij inmiddels door de strafrechter is veroordeeld. Door het enkel aangeven dat hij heeft gehandeld in het door hem vermeende belang van de kinderen, waarbij [gedaagde] geen argumenten voor die stelling heeft genoemd doch uitsluitend gesteld heeft dat het om argumenten ging die door hem niet nader waren onderzocht, heeft [gedaagde] niet gemotiveerd de onrechtmatigheid van zijn handelen betwist.Daarbij kan bovendien worden overwogen, dat indien het verblijf bij [eiseres] en de nakoming van de omgangsregeling door [gedaagde] naar zijn overtuiging niet in het belang van de kinderen zou kunnen worden geacht, voor [gedaagde] andere wegen open stonden om de belangen van de kinderen te dienen. Uit bovenstaande volgt dat [gedaagde] jegens [eiseres], die als wettelijke vertegenwoordigster en moeder het gezag en de verantwoordelijkheid heeft, voor de kinderen onrechtmatig heeft gehandeld. 4.2 Als wettelijk vertegenwoordigster en als moeder van de kinderen lag het op de weg van [eiseres] om al het mogelijke in het werk te stellen om de kinderen terug te vinden. Dat zij daarbij onder meer is overgegaan tot de inschakeling van detectivebureau [X] is alleszins voorstelbaar en redelijk te achten, temeer daar de inschakeling van de politie en de media niet tot resultaat leidden. Het afwachten van resultaten van de werkzaamheden van de politie kon in redelijkheid niet van [eiseres] worden verlangd, en de stelling van [gedaagde] dat de noodzakelijkheid van de inschakeling van dit bureau niet is komen vast te staan, snijdt geen hout, nu het niet alleen de verantwoordelijkheid van [eiseres] is deze keuzes te maken, en zij daarbij redelijkerwijs heeft kunnen kiezen voor de inschakeling van een dergelijk bureau. 4.3 De kosten van de inschakeling van het detectivebureau is een schadepost te achten is die een gevolg is van het onrechtmatig handelen van [gedaagde]. [eiseres] heeft de omvang van deze schadepost, onderbouwd met producties, gemotiveerd gesteld. In zijn stellingen met betrekking tot deze kostenpost komt [gedaagde] niet tot een gemotiveerde betwisting van het feit dat deze kosten door [eiseres] daadwerkelijk gemaakt zijn, zodat de vordering van [eiseres] voor toewijzing vatbaar is. 4.4 Ook de kosten van de inschakeling van een raadsman ten behoeve van het indienen van een vordering als benadeelde partij in het strafproces is een schadepost die voor rekening van [gedaagde] komt. Deze schadepost heeft [eiseres] eveneens gemotiveerd gesteld zodat deze, nu de vordering op dit onderdeel niet gemotiveerd is betwist, voor toewijzing vatbaar is. Een bedrag ad f 110,--, tot betaling van gemaakte kosten voor rechtsbijstand [gedaagde] in het strafvonnis al is veroordeeld, kan in mindering op de totaal gevorderde kosten voor rechtsbijstand strekken. De vordering kan dan ook worden toegewezen tot een bedrag van f 1.065,--. 4.5 Gedurende de periode waarin de kinderen door [gedaagde] waren ontvoerd kan er van worden uitgegaan, temeer daar [gedaagde] dat niet betwist, dat [eiseres] buitengewoon ongerust en wanhopig is geweest. Het feit dat [eiseres] als moeder verstoken is geweest van het contact met haar kinderen en in het ongewisse heeft verkeerd over hun welbevinden brengt mee dat [eiseres] psychische schade heeft geleden en nog lijdt, nu evenmin is weersproken dat zij ook thans nog psychische klachten tengevolge van de ontvoering heeft. [gedaagde] heeft weliswaar aangegeven dat zijn opzet niet gericht was op schade bij [eiseres] doch stelt anderzijds dat hij de impact die de ontvoering op [eiseres] zou hebben heeft afgewogen alvorens tot de daadwerkelijke ontvoering over te gaan. Het psychisch leed wat [eiseres] stelt te hebben gehad en nog te hebben wordt door [gedaagde] dan ook niet gemotiveerd betwist .[eiseres] is door het ernstig geestelijk letsel wat zij heeft geleden en nog lijdt in haar persoon aangetast, welke schade op grond van artikel 6: 106 lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komt. [gedaagde] heeft de hoogte van de vordering weliswaar onvoldoende onderbouwd geacht, doch betwist hiermee onvoldoende gemotiveerd de omvang van de gestelde schade. De hoogte van de immateriële schade geleden kan naar billijkheid worden vastgesteld op f 25.000,--. 4.6 Door [gedaagde] zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die aanleiding zouden kunnen geven tot matiging van de schade, ook anderszins is niet gebleken dat toewijzing van de vordering van [eiseres] zoals hiervoor overwogen tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden, zodat geen plaats is voor matiging. 4.7 [eiseres] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en terzake daarvan een bedrag van f 2.618,-- gevorderd. [eiseres] heeft daarbij gesteld dat de kosten door haar ook daadwerkelijk zijn gemaakt doch deze kosten niet verder gespecificeerd. Uit de stellingen van [eiseres] valt niet af te leiden dat de gestelde kosten betrekking hebben op meer dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van een dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten, nu een geding is gevolgd, worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 56 en 57 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De rechtbank zal de vordering ter zake de buitengerechtelijke kosten dan ook afwijzen. 4.8 Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente is de rente verschuldigd vanaf het moment van onrechtmatig handelen zonder dat een ingebrekestelling nodig is. De rentevordering kan dan ook toegewezen worden vanaf 13 september 1997 tot de dag van voldoening voor zover het de vordering wegens immateriële schade betreft, en voor zover het betreft de vordering van de schade, bestaande uit de kosten van inschakeling van detectivebureau [X] vanaf het moment waarop die kosten zijn gemaakt, te weten 24 maart 1998, en terzake de vordering van de schade bestaande uit de kosten van rechtsbijstand in verband met de vordering als benadeelde partij in het strafproces vanaf 14 oktober 1999, de datum waarop deze kosten door [eiseres] zijn gemaakt. De stelling van [gedaagde], dat [eiseres] procespauze heeft ingelast en daardoor haar recht op rente over het verschuldigde verspeeld heeft kan niet worden gevolgd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om tot betaling van schadevergoeding over te gaan, alleen op die wijze had [gedaagde] de omvang van de rentevordering kunnen beperken. 4.9 [gedaagde] zal, als in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. BESLISSING [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van f 52.065 / €23.620,67 euro te vermeerderen met de wettelijk rente over * f 25.000,--/€ 11.344,51 euro vanaf 13 september 1997 tot de dag der algehele voldoening; * f 26.000,--/€ 11.798,29 euro vanaf 24 maart 1998 tot de dag der algehele voldoening en * f 1.065,--/€ 483,28 euro vanaf 14 oktober 1999 tot de dag der algehele voldoening. [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, voor zover gevallen aan de zijde van [eiseres] begroot op f 3.559,36/€ 1.615,17 euro, waarvan f 3.354,36/€ 1.522,14 euro op de voet van artikel 57b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de griffier van deze rechtbank betaald moet worden (op rekening van de Rabobank met nummer 1923.25.930 ten name van DS 548 Arrondissement Zwolle, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle onder vermelding van bovenstaand kenmerk). Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten en op woensdag 6 februari 2002 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.