
Jurisprudentie
AE1750
Datum uitspraak2002-04-17
Datum gepubliceerd2002-04-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummersrolnummer: 0100211
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-04-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummersrolnummer: 0100211
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Het Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Stichting Acantus Woonservice,
gevestigd te Winschoten,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Acantus,
procureur: mr J.V. van Ophem,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
procureur: mr P.R. van den Elst.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 14 juni 2001 door de president van de arrondissementsrechtbank te Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploit van 22 juni 2001 is door Acantus hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 25 juli 2001.
Bij memorie van grieven zijn een aantal produkties overgelegd. De conclusie van die memorie luidt als volgt:
"te vernietigen het vonnis van de Edelachtbare Heer President van de Arrondissementsrechtbank te Groningen op 14 juni 2001 uitgesproken tussen appellante als gedaagde en geïntimeerden als eisers en opnieuw rechtdoende alsnog de vorderingen van geïntimeerden af te wijzen met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord, tevens vermeerdering van eis, is door [geïntimeerden] verweer gevoerd met als conclusie:
"Acantus te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest aan [geïntimeerden] een passende woning aan te bieden en met hem ter zake een huurovereenkomst aan te gaan, zulks op verbeurte van een dwangsom van fl. 500,-- voor iedere dag dan wel gedeelte van een dag dat Acantus na voormelde betekening in gebreke blijft aan het in dezen te wijzen arrest te voldoen, subsidiair de opgelegde dwangsom in eerste aanleg te verhogen tot
fl. 50.000,-- per keer, met veroordeling van Acantus in de kosten van de procedure."
[geïntimeerden] hebben, onder overlegging van een productie, een akte genomen, waarbij zij hun eis hebben verminderd.
Acantus heeft een akte uitlating producties genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Acantus heeft 5 grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de president de gevorderde voorzieningen toegewezen. De grieven zijn gericht tegen die beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering en leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
2. Tegen de vaststaande feiten als weergegeven onder het kopje "vaststaande feiten" in het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
3. [geïntimeerden] hebben in hoger beroep door overlegging van een aantal producties voorshands genoegzaam aangetoond dat hun woning in [woonplaats] in aanmerking kwam voor ingrijpende aanpassingen in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten, doch dat uitvoering daarvan is aangehouden in verband met de eventuele verhuizing naar Winschoten (productie 3 bij memorie van antwoord), alsmede dat er voor hun gezin op het sociale vlak zodanige problemen zijn ontstaan in [woonplaats] dat zij het nodige belang hebben bij vertrek uit die gemeente (producties 4 en 5 bij memorie van antwoord). Het gestelde in grief 1 is daarmee geheel en het gestelde in grief 2 ten dele achterhaald. Overeind blijft dat de door Acantus betwiste stelling van [geïntimeerden] , dat [geïntimeerden] na uitvoering van de aanpassingen in de woning in [woonplaats] gehouden zouden zijn om een lange periode in die woning te blijven wonen, op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt. Dit aspect kan derhalve voorshands niet mede redengevend zijn voor de in dit geschil te nemen beslissing.
4. Dat Acantus in beginsel een legitiem en tweeledig belang heeft bij strikte naleving van de regel dat een aspirant-huurder geen oude huurschuld mag hebben, namelijk het innen van de huurschuld en het stellen en handhaven van regels om te komen tot een rechtvaardige verdeling van de beschikbare woningen, staat tussen partijen niet ter discussie en kan derhalve als uitgangspunt door het hof worden gehanteerd. Vraag is echter of het gegeven dat de in casu bestaande huurschuld niet opeisbaar is tengevolge van het feit dat op [geïntimeerden] in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) een schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, in een geval als het onderhavige aan strikte naleving van vorenbedoelde regel in de weg stond c.q. staat.
5. Het hof is van oordeel dat die vraag in beginsel negatief moet worden beantwoord. Zolang een schuldsanering niet definitief is geëindigd door een gehomologeerd akkoord (art. 340 Fw.) of door een beëindiging als bedoeld in artikel 352 Fw., na ommekomst van de termijn als bedoeld in artikel 343 lid 2 Fw., kan de schuldsaneringsregeling immers op verschillende gronden (zie artikel 350 Fw.) door de rechter worden beeindigd. De vordering wordt dan weer opeisbaar, tenzij de saniet van rechtswege in staat van faillissement geraakt. In geval van faillissement wordt de failliet enkel van zijn verplichting bevrijd indien er een gehomologeerd akkoord tot stand komt. Wordt het faillissement opgeheven wegen gebrek aan baten, dan wordt de vordering wederom opeisbaar. Zolang derhalve niet definitief sprake is van "een schone lei" valt voorshands niet in te zien waarom het hiervoor geformuleerde uitgangspunt zou moeten worden verlaten.
6. De monopolie positie die Acantus als enig toegelaten woningcorporatie in een bepaalde omgeving heeft , brengt mede dat zij bij de uitvoering van haar beleid op het vlak van de verdeling van de sociale woningvoorraad, gehouden is bijzondere aandacht te schenken aan woningzoekenden die moeilijkheden ondervinden bij het vinden van passende woonruimte. Dat brengt mede dat het gerechtvaardigde belang van Acantus bij strikte naleving van de hiervoor onder 4 bedoelde regel onder omstandigheden zal moeten wijken voor de gerechtvaardigde belangen van een woningzoekende. Vereist is dan echter wel dat er aan de zijde van de wonigzoekende sprake is van zwaarwegende belangen.
Naar het voorlopig oordeel van het hof was in casu van zulke zwaarwegende belangen in ieder geval geen sprake toen terzake in eerste aanleg werd beslist. [geïntimeerden] hadden immers een woning in [woonplaats]. De sociale aspecten die [geïntimeerden] hadden aangevoerd legden - wat daar verder ook van zij - onvoldoende gewicht in de schaal. Voor die problemen waren immers ook andere (realiseerbare) oplossingen denkbaar dan een verhuizing naar Winschoten .
Eerst hangende de appelprocedure is er aan de zijde van [geïntimeerden] een nieuw belang bijgekomen, te weten het door [geïntimeerden] gestelde en door Acantus niet weersproken feit dat [geïntimeerde 1] sedert 1 augustus 2001 economische binding heeft met de regio Winschoten. Alhoewel het in het licht van het beroepen vonnis begrijpelijk is dat [geïntimeerde 1] werk in de regio Winschoten heeft aanvaard, is niet gesteld of gebleken dat er enige noodzaak bestond om een werkkring in de regioWinschoten te aanvaarden. Wat daarvan ook zij, nu vaststaat dat [geïntimeerden] inmiddels een woning in Winschoten toegewezen hebben gekregen, hebben zij geen belang meer bij de gevraagde voorzieningen. Arcantus heeft op haar beurt, behoudens de kostenveroordeling, evenmin nog een in rechte te respecteren belang bij een inhoudelijke beslissing met betrekking tot de gevraagde voorzieningen.
7. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het vonnis in eerste aanleg moet worden vernietigd, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure.
In hoger beroep zal het hof de kosten compenseren nu Acantus in het gelijk is gesteld voor wat betreft de beslissing in eerste aanleg, maar geen belang meer heeft bij afwijzing van de gevraagde voorzieningen en haar verweer terzake niet heeft ingetrokken.
De slotsom
Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. [geïntimeerden] zullen worden veroordeeld in de kosten in eerste aanleg. In hoger beroep zal ieder der partijen de eigen kosten hebben te dragen.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, tot op heden begroot op 181,51 Euro aan verschotten en op 453,90 Euro aan salaris voor de procureur;
belast ieder der partijen met de eigen kosten in hoger beroep;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Mollema , voorzitter, Zuidema en Meijeringh, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 17 april 2002.

