Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1817

Datum uitspraak2002-04-24
Datum gepubliceerd2002-04-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200100572/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200100572/1. Datum uitspraak: 24 april 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats] tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Den Haag van 19 december 2000 in het geding tussen: appellant en burgemeester en wethouders van Den Haag. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 mei 1997 hebben burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: burgemeester en wethouders) het verzoek van appellant afgewezen om ERA Bouw B.V. (hierna: ERA) aan te schrijven de nader door hem genoemde gebreken aan zijn woning aan de [locatie] te verhelpen. Bij besluit van 16 juni 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie beroep- en bezwaarschriften, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 19 december 2000, verzonden op 20 december 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Den Haag (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 30 januari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 3 maart 2001 en 28 maart 2001. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 12 september 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door E.R.J. Herklots, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Appellant is, met bericht van verhindering, niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De Afdeling stelt voorop dat zij met de rechtbank van oordeel is dat de bestreden beslissing op bezwaar in het licht van het verzoek van appellant van 21 maart 1997 dient te worden aangemerkt als de (handhaving van de) weigering van burgemeester en wethouders om ERA aan te schrijven tot het treffen van voorzieningen als bedoeld in artikel 14 van de Woningwet. 2.2. Artikel 14, eerste lid, van de Woningwet luidt als volgt: “Indien een woning, woonkeet of woonwagen wegens strijd met de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften of uit anderen hoofde noodzakelijk voorzieningen behoeft, schrijven burgemeester en wethouders degene, die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, aan binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven voorzieningen te treffen.” 2.3. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank met juistheid en op goede gronden geoordeeld dat het verzoek van appellant reeds had moeten worden afgewezen, omdat ERA ten tijde van de aanvraag noch eigenaar was, noch degene die uit andere hoofde bevoegd was tot het treffen van voorzieningen als bedoeld in voormeld artikel. Burgemeester en wethouders hebben het verzoek in de bestreden beslissing op bezwaar evenwel beschouwd als een verzoek tot aanschrijving van appellant zelf of van een of meer van zijn buren, en deze ook als zodanig beoordeeld. Gelet hierop moet met de rechtbank worden geoordeeld dat het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert. Om die reden heeft zij dit besluit terecht vernietigd. Aangezien uit het vorenstaande volgt dat burgemeester en wethouders het verzoek, zij het op onjuiste gronden, terecht hebben afgewezen, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van dit besluit terecht in stand gelaten. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.J. Boukema, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. P.J.J. van Buuren, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat. w.g. Boukema w.g. Haan Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2002 27-369.