
Jurisprudentie
AE1867
Datum uitspraak2002-04-19
Datum gepubliceerd2002-04-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 335/02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-04-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 335/02
Statusgepubliceerd
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK
Nr. 335/02 19 april 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 22 februari 2002.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling heffingen van het Wetterskip Fryslan te Leeuwarden (: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van de be-lang-hebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de waterschapsbelasting over het jaar 2001.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van het hoofd, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof.
De uitspraak van het hoofd is gedagtekend 19 december 2001 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 7 februari 2002, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 22 februari 2002 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 26 februari 2002. Het hoofd heeft hierop niet schriftelijk gereageerd. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij zijn beroepschrift op 26 januari 2002 heeft afgegeven op het postkantoor.
Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbende geen bewijs heeft overgelegd van de omstandigheid dat hij tijdig zijn beroepschrift ter post zou hebben bezorgd, en er ook overigens geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding aannemelijk maken, het verzet ongegrond is.
Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist:
Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 19 april 2002 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-digheid van de griffier Lorist en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 24 april 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan bei-de
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.

