Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1944

Datum uitspraak2002-04-05
Datum gepubliceerd2002-04-26
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsZwolle
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/19901BEPTDN
Statusgepubliceerd


Indicatie

Amv / bezwaar / schorsende werking. In casu is aan de orde of het ingestelde bezwaar schorsende werking heeft. Verzoekers bezwaar richt zich tegen het reguliere aspect van verweerders besluit van 13 maart 2002, te weten de - naar verweerder stelt ambtshalve - weigering verzoeker in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning amv. Uit artikel 73 Vw 2000 vloeit voort dat de werking van een besluit tot afwijzing van een aanvraag om een dergelijke vergunning hangende bezwaar wordt opgeschort. Verweerder heeft aangevoerd dat er in het onderhavige geval geen sprake is van schorsende werking, aangezien hier niet op aanvraag, maar ambtshalve werd beslist. De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin niet. Nog daargelaten of verzoekers asielaanvraag in casu niet als een impliciete aanvraag om een verblijfsvergunning amv moeten worden opgevat, valt niet in te zien dat aan een ambtshalve amv-besluit wezenlijk andere rechtsgevolgen zouden moeten kleven dan wanneer een zelfde besluit op uitdrukkelijke aanvraag daartoe wordt genomen. Ook uit het oogpunt van het strikte, althans strikt gewilde onderscheid tussen asiel en regulier is de door verweerder kennelijk voorgestane mengvorm niet begrijpelijk. De conclusie moet dan ook zijn dat van het in de onderhavige zaak ingestelde bezwaar wel degelijk een schorsende werking uitgaat. Als gevolg daarvan heeft verzoeker bij de gevraagde voorziening geen redelijk belang. Verzoek niet-ontvankelijk.


Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Zwolle Vreemdelingenkamer Voorzieningenrechter regnr.: Awb 02/19901 BEPTDN GZ UITSPRAAK inzake: A, geboren op [...] 1985, van Iraanse nationaliteit, IND dossiernummer 0203.13.8073, verzoeker, gemachtigde: mr. J.G. Wiebes, advocaat te Dronten; tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, vertegenwoordigd door mr. E. Bervoets, ambtenaar ten departemente. 1 Procesverloop 1.1 Bij beroepschrift van 18 maart 2002 heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de beschikking van verweerder van 13 maart 2002, voor zover het betreft de afwijzing van verzoekers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit beroep is geregistreerd onder nummer Awb 02/19903. Bij bezwaarschrift van 18 maart 2002 heeft verzoeker bij verweerder een bezwaarschrift tegen voormelde beschikking, voor zover deze de weigering verzoeker in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling (hierna: amv-vergunning), ingediend. 1.2 Bij verzoekschrift van 26 maart 2002 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep respectievelijk bezwaar is beslist. 1.3 Het verzoek is behandeld ter zitting van 29 maart 2002. Verzoeker is daarbij niet in persoon, doch bij gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2 Overwegingen 2.1 Met betrekking tot de voorlopige voorziening hangende beroep: Bij uitspraak van heden is het connexe beroep ongegrond verklaard. Het belang aan de gevraagde voorlopige voorziening is daarmee komen te ontvallen. Het verzoek is derhalve niet-ontvankelijk. 2.2 Met betrekking tot de voorlopige voorziening hangende bezwaar: Partijen strijden allereerst over de vraag, of het ingestelde bezwaar schorsende werking heeft. Verzoekers bezwaar richt zich tegen het reguliere aspect van verweerders besluit van 13 maart 2002, te weten de - naar verweerder stelt ambtshalve - weigering verzoeker in aanmerking te brengen voor een amv-vergunning. Uit artikel 73 Vreemdelingenwet vloeit voort dat de werking van een besluit tot afwijzing van een aanvraag om een dergelijke vergunning hangende bezwaar wordt opgeschort. Verweerder heeft aangevoerd dat er in het onderhavige geval geen sprake is van schorsende werking, aangezien hier niet op aanvraag, maar ambtshalve werd beslist. De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin niet. Nog daargelaten of verzoekers asielaanvraag in casu niet als een impliciete aanvraag om een amv-vergunning had moeten worden opgevat, valt niet in te zien dat aan een ambtshalve amv-besluit wezenlijk andere rechtsgevolgen zouden moeten kleven dan wanneer een zelfde besluit op uitdrukkelijke aanvraag daartoe wordt genomen. Ook uit het oogpunt van het strikte, althans strikt gewilde onderscheid tussen "asiel" en "regulier" is de door verweerder kennelijk voorgestane mengvorm niet begrijpelijk. De conclusie moet dan ook zijn dat van het in de onderhavige zaak ingestelde bezwaar wel degelijk een schorsende werking uitgaat. Als gevolg daarvan heeft verzoeker bij de gevraagde voorziening geen redelijk belang; het verzoek is derhalve niet-ontvankelijk. Hetgeen partijen overigens verdeeld houdt kan mitsdien onbesproken bljiven. 1.52.3 Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3 Beslissing De voorzieningenrechter: I. Met betrekking tot het verzoek om een voorlopige voorziening hangende beroep: - verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. II. Met betrekking tot het verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar: - verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid de griffier op 5 april 2002. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschrift verzonden: 5 april 2002.