Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1952

Datum uitspraak2002-04-04
Datum gepubliceerd2002-04-26
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/20566
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorlopige voorziening hangende bezwaar amv / spoedeisend belang. Verzoeker, met Guineese nationaliteit, heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen zodat uitzetting achterwege wordt gelaten totdat op het beroep inzake de verblijfvergunning asiel en het bezwaar inzake de reguliere verblijfsvergunning wordt beslist. Het beroep van verzoeker is ongegrond verklaard, zodat het belang aan de gevraagde voorziening , voor zover deze samenhangt met het beroep is komen te vervallen. Voor zover het verzoek samenhangt met het bezwaarschrift gericht tegen de weigering van verweerder verzoeker in aanmerking te laten brengen voor een verblijfsvergunning regulier amv, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Er wordt geen spoedeisend belang aangenomen bij een vovo hangende bezwaar amv. Er is geen uitzettingsdatum bekend, de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft verklaard dat hem geen gevallen bekend zijn waarin ama’s hangende bezwaar zijn uitgezet en uit een brief van verweerder aan het COA blijkt dat de opvang wordt gecontinueerd tot de datum van vertrek. Afwijzing verzoek.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Groningen Vreemdelingenkamer Voorzieningenrechter Registratienummer: Awb 02/20566 UITSPRAAK in het geschil tussen: A, geboren op [...] 1985, van Guineese nationaliteit, IND-dossiernummer: 0203.16.8000, verzoeker, gemachtigde: mr. W. Koetsier- van der Kamp, advocate te Amsterdam; en DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te ’s-Gravenhage, verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.W. Stevens, ambtenaar ten departemente. 1. Ontstaan en loop van het geschil 1.1 Bij beroepschrift van 19 maart 2002 heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de beschikking van verweerder van 19 maart 2002, voorzover daarin is beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Dit beroep is geregistreerd onder Awb 02/20569. Voor zover in de beschikking van verweerder is beslist dat verzoeker evenmin in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier als alleenstaande minderjarige vreemdeling (hierna: amv) heeft verzoeker daartegen bij verweerder een bezwaarschrift ingediend. Verzoeker is medegedeeld dat hij de behandeling van het beroep en het bezwaar niet in Nederland mag afwachten. 1.2 Bij verzoekschrift van 19 maart 2002 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep inzake de verblijfsvergunning asiel en het bezwaar inzake de reguliere verblijfsvergunning is beslist. 1.3 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 29 maart 2002.Verzoeker is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 1.4 Bij uitspraak van heden is het connexe beroep ongegrond verklaard. 2. Rechtsoverwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 Aangezien bij uitspraak van heden het beroep van verzoeker ongegrond is verklaard, is het belang aan de gevraagde voorziening, voor zover deze samenhangt met dit beroep, komen te ontvallen. 2.3 Voor zover het verzoek samenhangt met het bezwaarschrift, gericht tegen verweerders weigering verzoeker in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning regulier, onder de beperking als alleenstaade minderjarige vreemdeling (hierna: amv), overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift geen schorsende werking heeft omdat artikel 73 eerste lid Vw 2000 niet ziet op ambtshalve weigeringen. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding verweerders standpunt ter zake voor onjuist te houden. Artikel 73 eerste lid Vw 2000 vormt een uitzondering op de in artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde hoofdregel dat bezwaar de werking van het besluit niet schorst. De wetstekst van artikel 73, eerste lid, Vw 2000 is evenwel duidelijk en beperkt het wel verlenen van schorsende werking aan het bezwaar in het eerste lid van artikel 73 uitsluitend tot de afwijzing van een aanvraag of de intrekking van een verblijfsvergunning. Nu de onderhavige verblijfsvergunning ambtshalve is geweigerd, kan deze niet geacht worden onder vorenbedoelde uitzondering op artikel 6:16 Awb te vallen. Evenwel ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Daartoe wordt het volgende overwogen. Voor toewijzing van het onderhavige verzoek zou, naar dezerzijds oordeel, aanleiding bestaan indien het belang van verzoeker bij de gevraagde voorziening zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij onmiddelijke uitvoering van zijn besluit. In deze belangenafweging speelt een rol het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter over de rechtmatigheid van het besluit om uitzetting niet achterwege te laten. Dit besluit is onrechtmatig indien het is genomen in strijd met verdragsbepalingen of andere rechtsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur daaronder begrepen. De voorzieningenrechter stelt evenwel vast dat er geen uitzettingsdatum bekend is. Voorts is ter zitting door de gemachtigde van verweerder desgevraagd verklaard dat hem in het algemeen geen gevallen bekend zijn, waarin hangende de behandeling van het bezwaarschrift in het kader van de weigerig van de verblijfsvergunning regulier (amv) tot uitzetting is overgegaan. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat verweerder niet voornemens is verzoeker op korte termijn uit te zetten. Uit een brief van 19 maart 2002 van verweerder aan het COA blijkt voorts dat verzoeker ook opvang behoudt tot zijn vertrek wordt geëffectueerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt in casu dan ook de vereiste spoedeisendheid om over te gaan tot het treffen van een voorziening. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen. 2.4 Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Aldus gegeven door mr. F. Sijens voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.W. Wind als griffier op 4 april 2002. griffier voorzieningenrechter Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschrift verzonden: 5 april 2002