
Jurisprudentie
AE1971
Datum uitspraak2002-04-03
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00052
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00052
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 02/00052
3 april 2002
CJIB 35372211
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te 's-Gravenhage
van 27 november 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
tijdelijk verblijvende te [land]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking van 4 augustus 2000, CJIBnummer 35372211, een administratieve sanctie van fl. 180.- ( = €Euro€ 81,68) opgelegd ter zake van "voor het motorrijtuig van 3500 KG of minder is geen keuringsbewijs afgegeven", welke gedraging zou zijn verricht op 3 mei 2000 in de gemeente Rijswijk.
3.2. Bij brief van 3 augustus 2000 heeft de betrokkene aan het CJIB medegedeeld, dat hij de sanctie nog niet hoeft te betalen, omdat hij - naar het hof begrijpt - tegen een eerder opgelegde sanctie met beschikkingsnummer 34150637 terzake van dezelfde gedraging beroep heeft aangetekend bij de officier van justitie. Het CJIB heeft voormelde brief doorgezonden aan de officier van justitie, die de brief heeft opgevat als beroepschrift. Op 28 december 2000 heeft de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene in de zaak met nummer 35372211 de gronden van zijn beroep niet heeft medegedeeld, ook niet nadat hij bij brief van 28 oktober 2000 op dit verzuim was gewezen en in de gelegenheid was gesteld dit verzuim te herstellen.
3.3. Naar aanleiding van een brief van het CJIB van 28 maart 2001, welke zich niet bij de gedingstukken bevindt, heeft de betrokkene aan het CJIB medegedeeld dat de onderhavige sanctie op een misverstand berust. Het CJIB heeft deze brief doorgezonden aan de officier van justitie die het heeft opgevat als beroepschrift, gericht tegen diens beslissing van 28 december 2001.
3.4. Bij brief van 1 juni 2001 heeft de officier van justitie de betrokkene mededeling gedaan van de verplichting tot het stellen van zekerheid. Bij brief van 2 juni 2001 heeft de betrokkene onder meer aan de officier van justitie medegedeeld, dat hij geen beroep heeft aangetekend tegen de in r.o. 3.1. genoemde beschikking.
3.5. Bij brief van 29 juni 2001 heeft de officier van justitie de betrokkene nogmaals in de gelegenheid gesteld om zekerheid te stellen. Bij brief van 2 juli 2001 heeft de betrokkene hierop gereageerd.
3.6. Bij de bestreden beslissing is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene geen zekerheid heeft gesteld.
3.7. Het hof houdt het blijkens de stukken ervoor dat de betrokkene aanvankelijk niet heeft onderkend dat het bij beschikking met het nummer 35372211 om een tweede sanctie terzake van dezelfde gedraging ging als in de zaak met het nummer 34150637 en dat er bij de betrokkene kennelijk het misverstand leeft dat een gedraging als de onderhavige niet opnieuw kan worden verricht zolang het beroep in de eerdere zaak nog niet is afgerond. Gelet hierop, alsmede gelet op de inhoud van de brieven van de betrokkene, moet het ervoor worden gehouden dat de betrokkene beroep heeft willen instellen tegen de in r.o. 3.1. genoemde beschikking.
3.8. Bij brief van 2 juni 2001 heeft de betrokkene gereageerd op de brief van de officier van justitie van 1 juni 2001, waarin de betrokkene mededeling is gedaan van de verplichting tot het stellen van zekerheid. In zijn brief voert de betrokkene onder meer aan, dat het gelet op de door hem aangevoerde omstandigheden het hem niet gerechtvaardigd lijkt om zekerheid te stellen. Bij brief van 29 juni 2001 heeft de officier van justitie de betrokkene nogmaals in de gelegenheid gesteld om zekerheid te stellen. Bij brief van 2 juli 2001 heeft de betrokkene daarop gereageerd en de officier van justitie gewezen op zijn brief van 2 juni 2001. Op de brief van 2 juli 2001 is niet gereageerd. Gelet op de inhoud van de brief van 2 juni 2001, alsmede gelet op hetgeen in r.o. 3.7. is overwogen, had de officier van justitie op de brieven van de betrokkene van 2 juni en 2 juli 2001 dienen te reageren. Onder deze omstandigheden kan de brief van 29 juni 2001 niet als adequaat worden beschouwd. Nu de kantonrechter hieraan is voorbijgegaan, zal het hof de bestreden beslissing vernietigen. Na terugwijzing van de zaak dient de kantonrechter van de rechtbank te 's Gravenhage een nieuwe termijn te bepalen waarbinnen de betrokkene alsnog zekerheid als bedoeld in art. 11 WAHV kan stellen en daarvan moet aan de betrokkene door de griffier van de rechtbank mededeling worden gedaan met inachtneming van het in art. 11, derde lid, WAHV bepaalde.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar het de rechtbank te 's-Gravenhage ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

