
Jurisprudentie
AE1972
Datum uitspraak2002-04-03
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00004
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00004
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 02/00004
3 april 2002
CJIB 37459662
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Almelo
van 14 december 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaats]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Almelo ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De advocaat-generaal heeft bij brief van 28 januari 2002 een aanvullend proces-verbaal overgelegd.
De gemachtigde is door de griffier van het hof bij brief van 30 januari 2002 in de gelegenheid gesteld op het door de advocaat-generaal overgelegde aanvullende proces-verbaal te reageren.
De gemachtigde heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhoudster bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van f 240,- opgelegd ter zake van "als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken", welke gedraging zou zijn verricht op 12 oktober 2000 op de A1 in de plaats Borne.
3.2. De betrokkene voert aan, dat hij niet is staandegehouden.
3.3. Het hof overweegt met betrekking tot het hiervoor onder 3.2. door de betrokkene aangevoerde het volgende. Art. 5 WAHV moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd. De rechter zal, indien de gedraging met toepassing van art. 5 WAHV is opgelegd, zoals in dezen het geval, in het algemeen - dus ook zonder dat dat met zoveel woorden uit het dossier blijkt - ervan mogen uitgaan dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. Ingeval dienaangaande een verweer wordt gevoerd, zal de rechter daarop een uitdrukkelijke beslissing dienen te geven en zal hij zonodig aan de verbalisant een nadere toelichting dienen te vragen (HR 14 maart 2000, VR 2000, 148).
3.4. Het aanvullende proces-verbaal, d.d. 25 januari 2002, op ambtseed opgemaakt door H.E. Buis, verbalisant, houdt in, zakelijk weergegeven, dat hij de betrokkene niet heeft staandegehouden, omdat het op een snelweg niet veilig is om staande te houden, dat staandehouding op een snelweg alleen dient te gebeuren als dat absoluut noodzakelijk is en dat de eerstvolgende mogelijkheid voor de verbalisant om de betrokkene alsnog staande te houden zou zijn geweest, nadat hij een afstand van 7 km of 13 km zou hebben afgelegd, afhankelijk van de door de betrokkene gekozen rijrichting.
3.5. Uit de hiervoor vermelde inhoud van het aanvullende proces-verbaal blijkt naar het oordeel van het hof genoegzaam, dat zich geen reële mogelijkheid voordeed tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, zodat art. 5 WAHV terecht is toegepast.
3.6. Voorts voert de betrokkene aan, dat de verbalisant de toedracht van de gedraging niet heeft omschreven op het moment dat hij de gedraging constateerde, maar twee maanden daarna en dat hij het daarom onbegrijpelijk vindt dat hij de administratieve sanctie moet betalen.
3.7. Bij de stukken bevindt zich het commentaar op aankondiging van beschikking, nr. 1210200010550266, d.d. 22 december 2000, van H.E. Buis, verbalisant. Dit commentaar is weliswaar ruim twee maanden nadat de gedraging is geconstateerd opgemaakt, maar de verklaring van de verbalisant zoals weergegeven in dit commentaar, geeft het hof geen reden om te twijfelen aan de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het feit dat de verbalisant niet heeft vermeld, waar hij zich precies bevond op het moment dat hij de gedraging constateerde, doet hieraan niet af.
3.8. Uit het vorenoverwogene vloeit voort, dat de beslissing van de kantonrechter dient te worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Vellinga, Huisman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

