Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE2093

Datum uitspraak2002-04-09
Datum gepubliceerd2002-05-01
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers72809 / JE RK 02-179
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Rechtbank Maastricht VERLENGING MACHTIGING TOT UITHUISPLAATSING zaaknr.: 72809 / JE RK 02-179 Datum uitspraak: 9 april 2002 BESCHIKKING van de Kinderrechter in bovenvermelde Rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot de ondertoezichtstaande minderjarige: [M] [Th.] [V.], geboren te [S.], thans gemeente [S.]-[S], op 19 [a.] 1987, kind van: T.W.M. [V.] en M.E.R. [G.], beiden wonende te 6137 TP [S.], [F-straat] 11. 1. Het verloop van de procedure: In het belang van de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige heeft de Kinderrechter te Roermond bij beschikking van 17 april 2001 machtiging verleend tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een voorziening voor verzorging en opvoeding, dan wel een open internaat voor zeer intensieve behandeling, dan wel een open internaat voor de behandeling van psychiatrische problemen, dan wel een gesloten tehuis voor behandeling, tot uiterlijk 12 april 2002. De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg heeft op 15 februari 2002 verzocht een machtiging tot verlenging van de termijn van de uithuisplaatsing te verlenen in het belang van de verzorging en de opvoeding voor voornoemde minderjarige. Daarbij is overgelegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling. Op 4 april 2002 heeft de Kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De Kinderrechter heeft bij beschikking van 9 april 2002 de ondertoezichtstelling met ingang van 12 april 2002 verlengd voor de tijd van een jaar. 2. Beoordeling: Op grond van de verkregen informatie van de zijde van de gezinsvoogdij-instelling is de Kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de termijn van machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De Kinderrechter overweegt voorts dat hem bij de mondelinge behandeling van de onderhavige verzoeken het navolgende is gebleken: - [M] wordt in zijn persoonlijkheidsonderzoek -kort samengevat- beschreven als een angstig, depressief kind met ernstig agressief gedrag. Het persoonlijkheidsonderzoek, nader P.O., van Harreveld, waar de jongen als sinds 25 juni 2001 verblijft, constateert voorts: denk- en andere problemen bij het gesloten kind dat thuis de baas speelde over zijn moeder en dat zijn zusje - [T.], geboren op 9 februari 1989 - ook seksueel lastig viel. Zelfs het begrip randpsychiatrisch valt in dit verband. Tenslotte wordt zijn IQ beneden normaal ingeschat; - De al veertienjarige [M] heeft blijkens het P.O. inmiddels in belangrijke mate het vertrouwen in volwassenen verloren en de lange periode die zijn onzekerheid over definitieve plaatsing nu al duurt versterkt dit proces aanzienlijk; - [M] verblijft inmiddels al bijna 10 maanden in de opvanggroep te Harreveld en is er zeer onrustig; - Ter zitting heeft zijn vader onweersproken verklaard dat reeds in een vroege fase van [M]s verblijf in Harreveld is vastgesteld dat dit geen goede plek voor de jongen is en dat zich in zijn groep nogal wat jeugdige delinquenten bevinden. Voorts hebben de ouders problemen met de hoge reiskosten die zij voor een bezoek aan het kind moeten maken alsmede diens eigen aanzienlijke reiskosten voor thuisbezoeken; - De gezinsvoogd heeft medegedeeld dat de Provincie zgn. Flexgelden voor de opname van [M], die in De Spil in Venlo zou moeten plaatsvinden, ter beschikking stelt; - Chronologisch gezien blijkt dus het volgende: · 25-6-2001: opname van [M] in Harreveld; · 8-10-2001: Harreveld concludeert tot opname van [M] in een orthopedische behandelgroep in Limburg; · 20-11-2001 verzoekt de gezinsvoogd aan het Zorgteam Zuid-Limburg aanwijzing van een conforme plaats; · 20-12-2001 blijkt genoemd Zorgteam akkoord met plaatsing van [M] in De Spil voornoemd, maar geeft aan dat ook het Zorgteam Noord Limburg een en ander nog moet beoordelen; · 17-1-2002 gaat laatstgenoemd Zorgteam akkoord en · vervolgens accordeert De Spil de aanvraag en prognosticeert opname in mei of juni 2002, naar de Kinderrechter begrijpt, zelfs in geval van inzet van de Flexgelden. De Spil meldt echter tevens aan de gezinsvoogd dat ook met inzet van deze gelden gebrek aan ruimte en gekwalificeerd personeel de opname nog verder zou kunnen vertragen. Dit alles overziende moet de Kinderrechter constateren dat het hulpverleningscircuit bij dit kind, wiens tweede ondertoezichtstelling - de eerste duurde van februari 1994 tot december 1995 - nu al sinds 12 april 2001 duurt, na een klein jaar van onderzoek nog niet in staat is gebleken tot het starten van de in dit geval evident zeer noodzakelijke en urgente orthopedagogische behandeling. In het onderhavige geval is de Kinderrechter bovendien niet gebleken van serieuze tegenstand van de zijde van de ouders. Nu deze gang van zaken zeer regelmatig door de kinderrechter wordt geconstateerd wil Hij deze weg ook gebruiken om zijn ernstige zorg uit te spreken over de effectiviteit van de wijze waarop in de(ze) ondertoezichtstelling gehandeld wordt, c.q. gehandeld kan worden. Tenslotte is (ook) hier sprake van een situatie die o.a. valt onder het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 20 van het Verdrag voor de Rechten van het Kind en artikel 261 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, die alle het belang (van de verzorging en opvoeding) van het kind voorop stellen. Evident is immers dat een aanzienlijk snellere opname in een orthopedagogische setting, dan nu mogelijk blijkt, in het belang van dit kind is. Nu alle instellingen en functionarissen betrokken bij deze casus hun rechtsplicht tot handelen in het belang van het kind vanaf de start van de ondertoezichtstelling hebben moeten beseffen is de Kinderrechter van oordeel dat een langere wachttijd dan tot uiterlijk het begin van de maand mei in casu juridisch noch ethisch acceptabel is. Aan deze plaatsing zijn kosten verbonden, in welke kosten de ouders dienen bij te dragen, conform het Besluit Justitiële Kinderbescherming en Vrijwillige Jeugdhulpverlening, tenzij op een andere wijze in de kosten wordt voorzien. 3. Beslissing: Verlengt de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige in een voorziening voor verzorging en opvoeding met ingang van 12 april 2002 voor de tijd van een jaar. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. W.T.M. Bröcker, Kinderrechter, en in het openbaar op 9 april 2002 uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.P.I. Kubben als Griffier. hb/wb Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch: a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de Griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.