Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE2360

Datum uitspraak2002-04-17
Datum gepubliceerd2002-05-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/1959
Statusgepubliceerd


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Elfde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Zandvoort, belanghebbende, tegen een uitspraak van het wnd. hoofd van de sector Middelen en Ondersteuning van de gemeente Zandvoort, verweerder, gedagtekend 31 mei 2001, betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen over het jaar 2001. Het beroep is behandeld ter zitting van 3 april 2002. Beslissing Het Hof: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden uitspraak; - verstaat dat verweerder uitspraak doet op het bezwaarschrift nadat de beschikking gegeven op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken waarbij de waarde van de onroerende zaak A-straat 1 te Zandvoort voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 is vastgesteld, onherroepelijk is komen vast te staan; - gelast de gemeente Zandvoort het gestorte griffierecht ad ƒ 60 (€ 27,23) aan belanghebbende te vergoeden; en - veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 162 en wijst de gemeente Zandvoort aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen. Gronden 1. Verweerder heeft bij brief en bij faxbericht van 2 april 2002 het Hof bericht niet aanwezig te zullen zijn bij de behandeling ter zitting. 2. Bij een ten name van belanghebbende genomen beschikking van 9 maart 2001 heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak A-straat 1 te Zandvoort (postcode …) voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 200.000. Met dagtekening 31 maart 2001 heeft verweerder aan belanghebbende een aanslag in de onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2001 opgelegd wegens het gebruik van de hiervoor vermelde onroerende zaak. Bij brief van 6 april 2001 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de hiervoor vermelde beschikking en de hiervoor vermelde aanslag. Beide bezwaren zijn erop gegrond dat verweerder de waarde van de hiervoor vermelde onroerende zaak te hoog heeft vastgesteld. 3. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat op zijn bezwaarschrift tegen de hiervoor vermelde beschikking nog geen uitspraak is gedaan. Nu verweerder niet ter zitting is verschenen en derhalve dienaangaande ter zitting geen opheldering heeft kunnen verschaffen, houdt het Hof het ervoor dat nog geen uitspraak is gedaan. Onder die omstandigheden heeft verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 241 van de Gemeentewet, nog geen uitspraak mogen doen op het bezwaarschrift dat belanghebbende heeft ingediend tegen de aanslag in de onroerende-zaakbelasting. De bestreden uitspraak is dan ook ten onrechte gedaan. Het Hof zal die uitspraak vernietigen en verweerder opdragen alsnog uitspraak te doen nadat de beschikking gegeven op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken onherroepelijk is komen vast te staan. Proceskosten Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat zijn verletkosten € 150 (3 uur à € 50) bedragen. Voorts heeft belanghebbende gesteld reiskosten te hebben gemaakt voor het bijwonen van een zitting te Amsterdam. Verweerder is niet ter zitting verschenen en heeft zich daarover niet kunnen uitlaten. Het Hof acht de door belanghebbende gestelde proceskosten aannemelijk. Als reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten per openbaar vervoer, niet zijnde taxi, laagste klasse. Het Hof begroot die kosten op € 12. De proceskosten bedragen te zamen € 162. De uitspraak is gedaan op 17 april 2002 door mr. Vrouwenvelder, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.