
Jurisprudentie
AE2437
Datum uitspraak2002-04-03
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00417
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00417
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 01/00417
3 april 2002
CJIB 31514326
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Boxmeer
van 5 juni 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift heeft de gemachtigde verzocht om vergoeding van proceskosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,- opgelegd ter zake van "als bestuurder van een motorvoertuig of een bromfiets onnodig geluid veroorzaken", welke gedraging zou zijn verricht op 12 januari 2000 op de Grotestraat in de plaats Cuijk.
3.2. Tussen het tijdstip waarop de betrokkene de inleidende beschikking is toegestuurd en het tijdstip waarop het beroep van de betrokkene bij het hof wordt behandeld is een periode van ruim 26 maanden verlopen. Nu uit de stukken niet blijkt van bijzondere omstandigheden die dit lange tijdsverloop kunnen rechtvaardigen moet worden geoordeeld dat het recht van de betrokkene op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn als bedoel in art. 6, eerste lid, EVRM is geschonden. Bedoelde termijn is zodanig overschreden dat de inleidende beschikking dient te worden vernietigd.
3.3. Ingevolge art. 13a, eerste lid in samenhang met art. 20d, vierde lid, WAHV is het hof bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. In het eerste lid van art. 13a WAHV is voorts bepaald dat het Besluit proceskosten bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is. In de bijlage bij dit Besluit is een limitatieve opsomming gegeven van proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. Op grond van de stukken is niet gebleken van enige proceshandeling die voor vergoeding in aanmerking komt. Met name is niet komen vast te staan, dat de verleende rechtsbijstand is verleend door een rechtsbijstandverlener in de zin van onderdeel a van art. 1 Bpb. Blijkens de nota van toelichting bij voornoemd artikel wordt namelijk met een rechtsbijstandverlener bedoeld een persoon van wie het verlenen van rechtsbijstand behoort tot zijn beroepsmatige taak. Het verzoek van de betrokkene dient derhalve te worden afgewezen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 25 juli 2000, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nr 31514326 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat een bedrag van €Euro€ 81,68 door de advocaat-generaal aan de betrokkene wordt gerestitueerd, welk bedrag overeenkomt met een bedrag van f 180,- dat door hem op de voet van art. 11 WAHV tot zekerheid is gesteld.
wijst af het verzoek tot vergoeding van proceskosten.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

