Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE2441

Datum uitspraak2002-04-12
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00578
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 01/00578 12 april 2002 CJIB 29754701 Gerechtshof te Leeuwarden Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter te Amersfoort van 28 maart 2001 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft de betrokkene in het verzet tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 31 mei 2000 uitgevaardigd dwangbevel niet-ontvankelijk verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Bij brief d.d. 29 maart 2002 heeft [gemachtigde] gemachtigde, verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, omdat het voor [betrokkene] onmogelijk is ter zitting te verschijnen. De zaak is behandeld ter zitting van 29 maart 2002. Ter zitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de raadsman van de betrokkene heeft laten weten dat de betrokkene niet ter zitting kan verschijnen. Voorts heeft de voorzitter bepaald dat hetgeen de betrokkene ter onderbouwing van zijn verzoek tot aanhouding aanvoert, nadat de zaak reeds eenmaal op zijn verzoek is aangehouden, van onvoldoende gewicht is om de zaak opnieuw aan te houden. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. N.D.P. van der Hoek. De betrokkene is niet verschenen. Na de behandeling ter zitting heeft de voorzitter de zaak ter behandeling verwezen naar de meervoudige kamer. 3. Beoordeling 3.1. Blijkens de stukken van het geding is de mededeling van de beschikking van het kantongerecht op 29 maart 2001 verzonden. Het beroepschrift is blijkens een daarop geplaatst stempel ter griffie van het kantongerecht ingekomen op 20 september 2001. Het hoger beroep is derhalve niet ingesteld binnen de in art. 26a, eerste lid, WAHV voorgeschreven termijn van twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van het kantongerecht. 3.2. Beoordeeld dient te worden of de betrokkene ondanks de overschrijding van de beroepstermijn ontvankelijk is in zijn beroep. Het hof overweegt daartoe het volgende. 3.3. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van art. 1:4 Awb zijn de art. 6:9 en 6:11 Awb van toepassing uitgesloten. De wetgever heeft niet voorzien in de mogelijkheid van verschoonbaarheid van overschrijding van de in art. 26a, eerste lid, WAHV genoemde termijn. In die omstandigheden moet worden aangenomen, dat de wetgever - anders dan in het niet van toepassing zijnde art. 6:11 Awb - in beginsel niet heeft willen voorzien in de mogelijkheid van verschoonbaarheid van overschrijding van de in art. 26a, eerste lid, WAHV genoemde termijn. Daarom kan slechts in bijzondere omstandigheden van klemmende aard worden aangenomen, dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift op grond daarvan niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven. 3.4. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat hij in het hoger beroep ontvankelijk is. Hij voert daartoe kort gezegd aan, dat hij geestelijk niet in orde is en dat hij daarom niet in staat was het beroepschrift tijdig in te dienen. 3.5. Naar het oordeel van het hof levert hetgeen de betrokkene aanvoert echter niet zonder meer een zo bijzondere omstandigheid van klemmende aard op, dat op die grond niet-ontvankelijkheid achterwege moet blijven. Van omstandigheden die dit anders maken is niet gebleken. 3.6. De betrokkene moet derhalve in het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. 4. De beslissing Het gerechtshof: verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Deze beschikking is gegeven door mrs.Vellinga, Huisman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting, zijnde mr Bennen buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.