
Jurisprudentie
AE2512
Datum uitspraak2002-04-17
Datum gepubliceerd2002-06-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00121
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00121
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 02/00121
17 april 2002
CJIB 34150054
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Tilburg
van 28 november 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [adres].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Breda ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhoudster na registercontrole bij de RDW te Veendam bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van f 180,-- opgelegd ter zake van "voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder is geen keuringsbewijs afgegeven", welke gedraging zou zijn verricht op 8 maart 2000 in de gemeente Tilburg.
3.2. Ingevolge het in art. 6, eerste lid, WAHV en de art. 6:7 en 6:8 Awb bepaalde dient het beroep bij de officier van justitie tegen de oplegging van de administratieve sanctie te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop de inleidende beschikking aan de betrokkene is toegezonden.
3.3. De betrokkene heeft bij monde van haar bestuurder, (naam), beroep ingesteld. Het beroepschrift is gedateerd 16 november 2000 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 30 november 2000 bij het arrondissementsparket te Middelburg ingekomen. Aangezien de inleidende beschikking blijkens het zaakoverzicht van het CJIB op 13 juni 2000 aan de betrokkene is toegezonden, is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
3.4. Ingevolge art. 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.5. (naam bestuurder) heeft als reden voor het niet tijdig indienen van het beroepschrift aangevoerd, dat hij zelf woonachtig is in (woonplaats) en het postadres van de betrokkene in [adres] is, doch hij slechts zeer incidenteel op dit adres aanwezig is en daarom de post met zeer grote vertraging ontvangt. Daarnaast voert hij aan in de tweede helft van 2000 alles in het werk te hebben gesteld om zijn toenmalige bedrijf met 70 werknemers financieel overeind te houden en vervolgens het faillissement af te wikkelen; aan een en ander kende hij een hogere prioriteit toe dan aan andere zaken.
3.6. De aldus aangevoerde omstandigheden brengen niet met zich mee, dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de betrokkene bij het instellen van het beroep bij de officier van justitie in verzuim is geweest. De beroepstermijn van zes weken is zodanig ruim dat van haar had mogen worden verwacht dat zij binnen die termijn ruimte zou vinden om, desnoods een summier, beroepschrift in te dienen. Indien de betrokkene voorts geen voorzieningen treft dat voor de betrokkene bestemde en op het postadres bestelde poststukken, zoals een inleidende beschikking, haar zo tijdig als nodig is onder ogen komen, is dit een aan haar toe te rekenen omstandigheid waarvan het gevolg, te weten de te late indiening van een beroepschrift, geheel voor haar risico dient te komen.
3.7. Derhalve dient de beslissing van de kantonrechter, gelet op het voorgaande, te worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van mr. Muntinga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

