Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE2549

Datum uitspraak2002-05-15
Datum gepubliceerd2002-05-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200105408/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200105408/1. Datum uitspraak: 15 mei 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 19 oktober 2001 in het geding tussen: appellant en de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 juni 2000 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage het verzoek van mr. M.C.A. Hollants (hierna: Hollants) om de op 19 januari 2000 ten behoeve van appellant afgegeven toevoeging te beëindigen afgewezen. Bij besluit van 4 oktober 2000 heeft de raad voor rechtsbijstand te ’s-Gravenhage het daartegen door Hollants ingestelde beroep gegrond verklaard en de toevoeging alsnog beëindigd. Dit besluit en het advies van de Commissie bezwaar en beroep van 22 september 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 19 oktober 2001, verzonden op 25 oktober 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. Dit bericht is aangehecht. Bij brief van 28 november 2001 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2002, waar appellant in persoon is verschenen. De raad is met bericht niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechtbank is op goede gronden tot een juiste beslissing gekomen. Hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. 2.2. Het hoger beroep is derhalve ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat. w.g. Van Wagtendonk w.g. Boot Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002 202.