Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE2559

Datum uitspraak2002-05-15
Datum gepubliceerd2002-05-15
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102965/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200102965/1. Datum uitspraak: 15 mei 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de besloten vennootschap Kofo B.V., gevestigd te Vriezenveen, appellante, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 25 april 2001 in het geding tussen: appellante en burgemeester en wethouders van Vriezenveen. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 maart 2000 hebben burgemeester en wethouders van Vriezenveen (hierna: burgemeester en wethouders) aan de besloten vennootschap Jari Autoparts B.V. (hierna: de vergunninghouder) vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat luidde tot 3 april 2000, en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een kantoor/werkplaats op het perceel Nijverheidsweg 19 te Vriezenveen. Bij besluit van 17 oktober 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellante bij brief van 23 juni 2000 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie Bezwaarschriften van 25 juli 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 25 april 2001, verzonden op die dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 5 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 8 november 2001 is namens de vergunninghouder een memorie ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. H.J.P. Robers, advocaat te Hengelo, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door drs. E. Nijhuis, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Daar is ook gehoord de vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. M.E.M. Sanders, advocaat te Almelo. 2. Overwegingen 2.1. Niet in geschil is, en de Afdeling heeft dat ook vastgesteld, dat appellante buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn op 23 juni 2000 bezwaar heeft gemaakt tegen vermeld besluit van 21 maart 2000, dat is bekendgemaakt bij brief van 23 maart 2000. 2.2. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat burgemeester en wethouders zich ten onrechte op het standpunt stellen dat geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat zij haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk hebben verklaard. Appellante heeft daartoe aangevoerd dat artikel 52 van de Woningwet, naar burgemeester en wethouders hebben erkend, ten tijde van het nemen van vermeld besluit noopte tot aanhouding van de bouwaanvraag, zodat zij de vergunning in strijd met de wet hebben verleend. Op grond daarvan behoefde zij, naar zij meent, niet erop bedacht te zijn dat burgemeester en wethouders het besluit tot vergunningverlening zouden nemen. 2.2.1. Als vaststaand kan worden aangenomen dat aan de wettelijke voorschriften inzake de bekendmaking van de aanvraag om vrijstelling en bouwvergunning is voldaan en dat van de indiening van de bouwaanvraag en van de verlening van de bouwvergunning in overeenstemming met artikel 57 van de Woningwet aantekening is gehouden in het gemeentelijk bouwregister. Gelet daarop heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat burgemeester en wethouders terecht het standpunt hebben ingenomen dat er geen sprake was van een verontschuldigbare termijnoverschrijding. De Afdeling neemt daarbij nog in aanmerking dat burgemeester en wethouders de verlening van de bouwvergunning onverplicht hebben gepubliceerd in de Vriezenveense Courant van 23 maart 2000, waarin op dezelfde datum ook de verlening aan de vergunninghouder van de milieuvergunning is gepubliceerd, waartegen appellante wèl tijdig is opgekomen. De stelling van appellante dat burgemeester en wethouders in strijd met vermeld artikel 52 hebben beslist, doet aan het vorenstaande niet af. Ook tegen in strijd met de wet genomen besluiten moet tijdig worden opgekomen. Daaraan doet niet af dat het bestuursorgaan zou hebben erkend dat het een fout heeft gemaakt. 2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat. w.g. Hirsch Ballin w.g. Haan Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002 27-398.