
Jurisprudentie
AE2601
Datum uitspraak2002-04-17
Datum gepubliceerd2002-06-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00090
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00090
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 02/00090
17 april 2002
CJIB 39277114
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Emmen
van 22 november 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Assen niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge het in art. 14, eerste lid, WAHV in verbinding met het in de art. 6:24, 6:7 en 6:8 Awb bepaalde dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden.
3.2. Het beroepschrift is gedateerd 12 januari 2002 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 16 januari 2002 ter griffie van de kantonrechter ingekomen. Aangezien de bestreden beslissing blijkens een daarop gestelde aantekening op 22 november 2001 aan de betrokkene is toegezonden, is het beroepschrift, gelet op het voorgaande, niet tijdig ingediend.
3.3. Het te dezen toepasselijke art. 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.4. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat in zijn geval sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, nu hij eerst op 8 januari 2002 in Nederland terugkwam na een verblijf van 2,5 maanden in [naam land] hierdoor niet in staat was op tijd in hoger beroep te gaan.
3.5. De door de betrokkene aangevoerde omstandigheid komt geheel voor zijn rekening - van de betrokkene mag immers verwacht worden dat hij bij langdurig verblijf in het buitenland adequate voorzieningen treft om kennis te kunnen nemen van aan hem gerichte en op zijn adres in Nederland binnenkomende post - en leidt mitsdien niet tot het oordeel dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de betrokkene in verzuim is geweest.
3.6. De betrokkene dient gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

