Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3164

Datum uitspraak2002-05-01
Datum gepubliceerd2002-05-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00561
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 01/00561 1 mei 2002 CJIB 38923116 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Utrecht van 8 oktober 2001 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), gevestigd te [plaatsnaam] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop Tegen de beslissing van de kantonrechter is hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Bij brief van 27 februari 2002 heeft de griffier bij het gerechtshof de betrokkene verzocht een aantal vragen te beantwoorden. De betrokkene heeft niet binnen de gestelde termijn op deze brief gereageerd. 3. Beoordeling 3.1. Op grond van het stelsel van de wet dient degene die het beroepschrift indient onder meer zijn naam bekend te maken. Indien de betrokkene een rechtspersoon is dient voorts te blijken of de indiener bevoegd is de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen danwel of de indiener door de vertegenwoordiger van de rechtspersoon gemachtigd is namens de rechtspersoon in rechte op te treden. 3.2. Het beroepschrift, gedateerd 9 november 2001, is weliswaar ondertekend, doch niet blijkt wie de indiener is. Evenmin is gebleken dat de indiener bevoegd is de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen danwel dat de indiener door de vertegenwoordiger van de rechtspersoon gemachtigd is namens de rechtspersoon in rechte op te treden. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. 3.3. Nu niet gebleken is dat het beroep is ingesteld door een daartoe op één van eerdergenoemde wijzen bevoegde persoon, dient de indiener niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. 4. De beslissing Het gerechtshof: verklaart de indiener niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. Kalsbeek, Huisman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Vlietstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.