Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3474

Datum uitspraak2002-04-02
Datum gepubliceerd2002-06-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/19251 VRONTN
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / schadevergoeding. Eiser verzoekt schadevergoeding voor de ten onrechte ondergane vrijheidsontnemende maatregel, omdat eiser niet na ommekomst van de 48 procesuren in het aanmeldcentrum is doorgestuurd naar een OC. Omtrent de vrijheidsbeneming die eiser onrechtmatig acht is reeds een rechterlijk oordeel gegeven. Daarbij is de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw 2000 opgeheven en zijn er geen termen aanwezig geacht om eiser schadevergoeding toe te kennen. Thans kan aldus niet opnieuw de rechtmatigheid van de door eiser ondergane maatregel aan de orde worden gesteld, dan wel alsnog de rechtbank worden verzocht om op grond van artikel 106 Vw 2000 schadevergoeding toe te kennen. Verzoek niet-ontvankelijk.


Uitspraak

Rechtbank te 's-Gravenhage zittinghoudende te Amsterdam enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken Uitspraak op grond van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) reg. nr.: AWB 02 / 19251 VRONTN inzake: A, geboren op [...] 1970, van (gestelde) Nigeriaanse nationaliteit, verblijvende in het Opvangcentrum Dordrecht, eiser, gemachtigde: mr. S.B. Kleerekoper, advocaat te Utrecht, tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. O.J. Elbertsen, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Op 27 januari 2002 is ten aanzien van eiser de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast. Een eerder beroep is bij uitspraak van 5 februari 2002 door deze rechtbank en zittingsplaats gegrond verklaard waarbij de rechtbank geen termen zag om over te gaan tot het toekennen van schadevergoeding. Bij verzoek van 14 maart 2002 heeft eiser schadevergoeding gevorderd. Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 26 maart 2002. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. II. OVERWEGINGEN Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. De behandeling van eisers asielaanvraag in het aanmeldcentrum (AC) heeft de 48 procesuren overschreden. Na ommekomst van deze 48 procesuren had eiser doorgezonden moeten worden naar een Opvangcentrum met opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel. Dit is niet gebeurd. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de ten onrechte ondergane vrijheidsontnemende maatregel vanaf 30 januari 2002 om 17.30 tot 22 februari 2002. Verweerder heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen indien de rechtbank de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt dan wel indien de vrijheidsontnemende maatregel reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven. Hieruit volgt dat een verzoek tot schadevergoeding slechts gecombineerd met een beroep gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel of ter zitting van het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel kan worden ingediend. De rechtbank stelt vast dat omtrent de vrijheidsbeneming die eiser onrechtmatig acht reeds een rechterlijk oordeel is gegeven en wel bij uitspraak van 5 februari 2002 (AWB 02/7727). De vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 is op 6 februari 2002 opgeheven als gevolg van die uitspraak. Tevens is geoordeeld dat voor het toekennen van schadevergoeding geen termen aanwezig waren. Gelet op vorenstaande kan door middel van het door eiser ingediende verzoekschrift thans niet opnieuw de rechtmatigheid van de door eiser ondergane maatregel aan de orde worden gesteld dan wel alsnog de rechtbank worden verzocht om op grond van artikel 106 van de Vw 2000 schadevergoeding toe te kennen. Het verzoek wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding tot veroordeling van een der partijen in de proceskosten van de andere partij. III. BESLISSING: De rechtbank - verklaart het verzoek niet-ontvankelijk, Deze uitspraak is gedaan door mr. B.E. Mildner, voorzitter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 2 april 2002, in tegenwoordigheid van mr. D. Tajik-Smeets, griffier. afschrift verzonden op: 5 april 2002 Conc.: DT Coll: Bp: - D: B Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.