Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3485

Datum uitspraak2002-05-15
Datum gepubliceerd2002-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00146
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 02/00146 15 mei 2002 CJIB 35390858 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank te Rotterdam van 10 januari 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij brief gedateerd 2 april 2002, heeft de advocaat-generaal het hof bericht, dat is besloten om de inleidende beschikking van 23 augustus 2000, waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd, in te trekken en dat de betrokkene hiervan in kennis is gesteld. Bij brief van 3 april 2002 heeft het hof de betrokkene verzocht aan het hof mede te delen of het hoger beroep wordt gehandhaafd. Bij brief van 10 april 2002, bij het hof ingekomen op 19 april 2002, heeft de betrokkene verzocht om een kostenvergoeding en medegedeeld de zaak in te trekken. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld op het verzoek om een kostenvergoeding te reageren. De advocaat-generaal heeft hierop niet gereageerd. 3. Beoordeling 3.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 (oud) WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan ƒ 150,--, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt ƒ 60,--. Op grond van het bovenstaande zou de betrokkene niet-ontvankelijk behoren te worden verklaard in het hoger beroep. Om deze reden kan het hof geen beslissing geven op het onderhavige verzoek. 3.2. Het hof zal de zaak dan ook ter verdere afdoening verwijzen naar de sector kanton van de rechtbank te Rotterdam. 3. De beslissing Het gerechtshof: verwijst de zaak ter verdere afdoening naar de rechtbank te Rotterdam. Dit arrest is gewezen door mr. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.