Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3530

Datum uitspraak2001-08-15
Datum gepubliceerd2002-06-04
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200003101/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad van State 200003101/1. Datum uitspraak: 15 augustus 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], appellante, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 31 mei 2000 in het geding tussen: appellante en burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul. 1. Procesverloop Bij besluit van 19 januari 1999 hebben burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul (hierna: burgemeester en wethouders) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het gewijzigd uitvoeren van een reeds eerder vergunde terrasoverkapping op het perceel [adres] te [woonplaats] (hierna: het perceel). Bij besluit van 17 augustus 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellante gemaakte bezwaar, in afwijking van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften van 12 april 1999, ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies zijn aangehecht. Bij uitspraak van 31 mei 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 27 juni 2000, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 augustus 2000. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 2 oktober 2000 heeft Wauters een memorie ingediend. Bij brief van 3 oktober 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2001, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. J.J.M. Goumans, advocaat te Maastricht, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. G.A.M.C. Goossens en J.H.J.M. van Wissen, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder], bijgestaan door mr. H.G.M.F. Rothkranz, advocaat te Maastricht. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan ziet op het legaliseren van een op het perceel aanwezige terrasoverkapping, die gedeeltelijk in afwijking van de op 31 mei 1996 verleende bouwvergunning is gerealiseerd. 2.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat appellante niet in haar belangen is geschaad doordat in de aanvraag om bouwvergunning en de publikatie daarvan slechts melding is gemaakt van het ommetselen van stalen kolommen, terwijl het bouwplan blijkens de tekening tevens betrekking heeft op het bouwen van gemetselde wanden. Dat er achtereenvolgens bouwvergunningen zijn verleend voor de oorspronkelijke open terrasoverkapping, een fietsenberging en de gewijzigde uitvoering van de terrasoverkapping op hetzelfde perceel, betekent niet dat in dit geval de procedure onzorgvuldig is geweest. In deze bezwaren heeft de rechtbank dan ook terecht geen aanleiding gezien voor vernietiging van het bestreden besluit. 2.3. Op het perceel rust ingevolge het “Uitbreidingsplan aanwijzende de bestemmingen in hoofdzaak” de bestemming “Gronden bestemd voor woonwijken met alle daartoe nodige voorzieningen”. De Afdeling verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat het bouwplan op grond van deze bestemming is toegelaten. 2.4. Het geschil spitst zich vervolgens toe op de beantwoording van de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Tevens dient te worden beoordeeld of de rechtbank op goede gronden heeft overwogen dat het feit dat het bouwplan achter de achtergevelrooilijn is geprojecteerd, in dit geval geen strijd oplevert met het in artikel 2.5.12 van de bouwverordening opgenomen verbod om bouwvergunningplichtige bouwwerken te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt. 2.5. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet wordt voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde verstaan onder gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 2.5.1. Het bouwplan heeft blijkens de tekening die behoort bij de in geding zijnde bouwvergunning betrekking op een rechthoekige terrasoverkapping van 5,20 m bij 8,80 m. De overkapping rust op zes gemetselde kolommen. Vier kolommen bevinden zich op de hoeken en twee kolommen bevinden zich ongeveer in het midden van de twee lange zijden van de rechthoek. Eén korte zijde is voorzien van een dichte gemetselde wand, waarin twee ramen zijn aangebracht. Aansluitend aan deze korte zijde zijn de twee lange zijden voor ruim de helft van de lengte - te weten tussen de kolommen op de hoek en de twee middelste kolommen - voorzien van een gemetselde wand. Eén van deze wanden reikt wel en de andere wand reikt niet geheel tot de bovenzijde van de overkapping. De andere korte zijde alsmede de resterende lengte van de twee lange zijden zijn niet voorzien van wanden, maar staan in direct contact met de buitenlucht. 2.5.2. Uit vorenstaande omschrijving blijkt dat de terrasoverkapping bestaat uit drie wanden - die in een U-vorm ruim de helft van het bouwwerk beslaan - en een dak. Er is derhalve sprake van een overdekte ruimte die gedeeltelijk met wanden is omsloten. Vast staat verder dat de overkapping een zodanige hoogte heeft, dat deze voor mensen toegankelijk is. Gezien ook de maten en vormgeving is de Afdeling van oordeel dat de terrasoverkapping moet worden aangemerkt als een gebouw. 2.6. Ingevolge artikel 10 van de Woningwet zijn de in de bouwverordening vervatte voorschriften omtrent de rooilijnen en de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar niet van toepassing op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een bouwwerk, voor zover het te vernieuwen of veranderen gedeelte van dat bouwwerk overeenkomstig het destijds geldende recht in afwijking van die voorschriften tot stand is gekomen. Ingevolge artikel 2.5.12 van de gemeentelijke bouwverordening, voorzover hier van belang, is het verboden bouwvergunningplichtige bouwwerken te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn. Ingevolge artikel 2.5.14 van de bouwverordening, voorzover hier van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn voor: [...] f. bijgebouwen, anders dan de in artikel 2, onder a, van het Besluit meldingplichtige bouwwerken bedoelde gebouwen; [...] h. bouwvergunningplichtige bouwwerken, geen gebouw zijnde. 2.6.1. De Afdeling overweegt dat het bouwplan betrekking heeft op een wijziging die het karakter van het oorspronkelijke bouwwerk zodanig doet veranderen, dat er voortaan sprake is van een gebouw. Een dergelijke ingrijpende wijziging kan niet worden aangemerkt als het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10 van de Woningwet. Dit betekent dat in dit geval de uitzondering van artikel 10 van de Woningwet zich niet voordoet en de in de bouwverordening vervatte voorschriften inzake rooilijnen in acht moeten worden genomen. 2.6.2. Vast staat dat de terrasoverkapping, zoals vergund bij de in geding zijnde bouwvergunning, is gesitueerd achter de achtergevelrooilijn. Vast staat voorts dat voor de overschrijding van de achtergevelrooilijn geen vrijstelling is verleend. De vrijstelling die gelijktijdig met de bouwvergunning van 31 mei 1996 is verleend op grond van artikel 2.5.14 onder h van de bouwverordening, kan niet als de benodigde vrijstelling worden aangemerkt. Het bouwplan betreft immers een gebouw, terwijl voornoemde vrijstelling is verleend voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Het bouwplan is derhalve strijdig met het in artikel 2.5.12 van de bouwverordening neergelegde verbod. 2.7. Gelet op het vorenstaande en het bepaalde in artikel 44, aanhef en onder b, van de Woningwet, hadden burgemeester en wethouders de gevraagde bouwvergunning wegens strijd met de bouwverordening moeten weigeren. De rechtbank heeft dit miskend. 2.8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het bij de rechtbank ingediende beroep dient alsnog gegrond te worden verklaard. De bestreden beslissing op bezwaar komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Burgemeester en wethouders dienen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. 2.9. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 31 mei 2000, AWB99/1407 WW44; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul van 17 augustus 1999; V. draagt burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen; VI. veroordeelt burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte kosten tot een bedrag van ƒ 2.957,05, waarvan een gedeelte groot ƒ 2.840,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Valkenburg aan de Geul te worden betaald aan appellante; VII. gelast dat de gemeente Valkenburg aan de Geul aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (in totaal ƒ 565,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. C.A. Terwee-van Hilten en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. W.P. van der Haak, ambtenaar van Staat. Bij verhindering van de ambtenaar van Staat: w.g. Van der Does w.g. mr. M.J.M. Langeveld Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2001 250. Verzonden: Voor eensluidend afschrift de Secretaris van de Raad van State voor deze,