Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3594

Datum uitspraak2002-05-22
Datum gepubliceerd2002-06-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00200
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 02/00200 22 mei 2002 CJIB 38491412 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank te Zwolle van 29 januari 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Zwolle ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 240,-- opgelegd ter zake van "als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken", welke gedraging zou zijn verricht op 8 november 2000 op de Hogering te [woonplaats] 3.2. De betrokkene ontkent niet dat hij de gedraging heeft verricht. Hij stelt echter, zo begrijpt het hof, dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel, dat gelet op de omstandigheden waarin hij verkeerde, een lager bedrag dan de opgelegde administratieve sanctie vastgesteld had moeten worden. Hiertoe voert hij aan, dat hij te laat de aanduiding wegversmalling heeft opgemerkt om tijdig in te voegen op de rechterrijstrook, waardoor hij genoodzaakt was om het verdrijvingsvlak op de linkerrijstrook te gebruiken. Dit, omdat hij zocht naar de exacte locatie van een sporthal, die de plaats van bestemming was en vanwege een discussie met de echtgenote van de betrokkene over de vraag welke afslag moest worden gekozen om die plaats te bereiken. 3.3. Van een bestuurder van een voertuig, dat - zoals het voertuig van de betrokkene - zich op de linker van twee rijstroken bevindt, kan worden gevergd, dat hij zo tijdig invoegt tussen het verkeer op de rechterrijstrook, dat hij geen gebruik behoeft te maken van het verdrijvingsvlak dat zich op de linkerrijstrook bevindt. Uit het relaas van de betrokkene blijkt, dat hij noch de aanduiding wegversmalling, noch het verdrijvingsvlak voldoende tijdig heeft waargenomen en daardoor niet tijdig heeft kunnen invoegen op de rechterrijstrook. Derhalve is het aan de betrokkene zelf te wijten dat niet kon worden voorkomen dat de gedraging werd verricht. 3.4. Gelet op het vorenoverwogene is niet gebleken van omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden die het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel tot matiging van de opgelegde sanctie dienen te leiden. 3.5. Derhalve dient de beslissing van de kantonrechter bevestigd te worden. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mr. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. Muntinga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.