Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3772

Datum uitspraak2002-06-06
Datum gepubliceerd2002-06-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/030181-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 11.030181-01 Datum uitspraak: 6 juni 2002 Strafvonnis van de rechtbank te Dordrecht. 1. Onderzoek van de zaak. In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht tegen [verdachte], Gevestigd te [vestigingsadres] Ter terechtzitting vertegenwoordigd door: [vertegenwoordigster] in haar functie van bestuurder van bovengenoemde besloten vennootschap heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de rechtbank te Dordrecht het navolgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de processtukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting van 23 mei 2002 op de grondslag van de tenlastelegging. Zij heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de verdediging, naar voren gebracht door de vertegenwoordigster van de verdachte vennootschap en haar raadsman mr. M.J. Smit, advocaat te Dordrecht. 2. De tenlastelegging. Aan verdachte is ten laste gelegd, hetgeen vermeld staat in de dagvaarding, waarvan een kopie in dit vonnis is gevoegd. 3. Vrijspraak. Aan verdachte is, zakelijk weergegeven, tenlastegelegd het op 8 september 2001 vervoeren door middel van parkeren van gevaarlijke stoffen terwijl daarbij de bebouwde kom niet zoveel mogelijk werd vermeden. De tenlastelegging ziet op artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Openbaar ministerie en verdediging verschillen van opvatting over de vraag of onder vervoeren in de zin van voormeld artikel ook parkeren en laten staan moet worden begrepen. De rechtbank is het volgende van oordeel. In artikel 2 van de Wvgs heeft de wetgever zowel (sub a) vervoeren met een vervoer-middel als (sub c) het laten staan van een vervoermiddel onder het toepassingsbereik van de wet gebracht, echter beide begrippen zijn afzonderlijk omschreven en dus, zonder nadere regeling, niet aan elkaar gelijk. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wvgs blijkt voorts dat gelijktijdig met deze wet een wijziging van de Kernenergiewet (Kew) is vastgesteld, waarin (voorzover het activiteiten in het kader van de Kew betrof) het parkeren en laten staan van geladen vervoermiddelen expliciet wordt begrepen onder de term vervoeren. Zowel uit de systematiek als de geschiedenis van de Wvgs blijkt daarom dat de wetgever het parkeren en laten staan van geladen vervoermiddelen niet beschouwt als deel uitmakend van het begrip vervoer in de zin van artikel 11 van die wet. Mitsdien is in deze zaak geen sprake van het tenlastegelegde vervoeren en is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 4. DE BESLISSING. De rechtbank beslist als volgt: Zij verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs. H.A.C. Smid, voorzitter, A.P. Hameete en F. van der Meijden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Boekholtz, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 juni 2002.