
Jurisprudentie
AE3928
Datum uitspraak2002-06-11
Datum gepubliceerd2002-06-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/010051.02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/010051.02
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Parketnummer: 11/010051.02
datum uitspraak: 11 juni 2002
Strafvonnis van de rechtbank te Dordrecht.
1. Onderzoek van de zaak.
In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht tegen
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1938 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de rechtbank te Dordrecht het navolgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en de zaak onderzocht ter openbare terechtzitting van 28 mei 2002 op de grondslag van de tenlastelegging.
Zij heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de verdediging, naar voren gebracht door de verdachte.
2. De tenlastelegging.
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding, waarvan een kopie in dit vonnis is gevoegd.
3. Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte in de dagvaarding onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte dient hiervan derhalve te worden vrijgesproken.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte eerst op 12 december 2000 penningmeester van de Nieuwe Nationale Partij is geworden. Gebleken is voorts dat het internetabonnement op naam van verdachte heeft gestaan en via zijn creditcard werd betaald, maar het is niet duidelijk geworden of dit reeds ten tijde van de ten laste gelegde gebeurtenissen het geval was. Derhalve is niet bewezen dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het op het internet plaatsen van het gewraakte artikel.
4. De beslissing.
De rechtbank beslist als volgt:
Zij verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem in de dagvaarding onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. H.M. Behrens, voorzitter,
L.M. Croes en C.M. van Esch, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Vigelius, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 11 juni 2002.

