Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3931

Datum uitspraak2002-06-11
Datum gepubliceerd2002-06-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/010052.02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 11/010052.02 datum uitspraak: 11 juni 2002 Strafvonnis van de rechtbank te Dordrecht. 1. Onderzoek van de zaak. In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht tegen [Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats], wonende te [adres], heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de rechtbank te Dordrecht het navolgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de processtukken gezien en de zaak onderzocht ter openbare terechtzitting van 28 mei 2002 op de grondslag van de tenlastelegging. Zij heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de verdediging, naar voren gebracht door de verdachte. 2. De tenlastelegging. Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding, waarvan een kopie in dit vonnis is gevoegd. 3. Vrijspraak. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte in de dagvaarding onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte dient hiervan derhalve te worden vrijgesproken. Weliswaar is ter terechtzitting gebleken dat verdachte verantwoordelijk was voor de publicatie van het gewraakte artikel in het nationalistische blad "Barricade", maar uit niets is gebleken dat hij ook betrokken was bij de plaatsing van dat artikel op de internetsite van de Nieuwe Nationale Partij. Derhalve kan hij daarvoor niet verantwoordelijk worden gehouden. 4. De beslissing. De rechtbank beslist als volgt: Zij verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem in de dagvaarding onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs. H.M. Behrens, voorzitter, L.M. Croes en C.M. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van A. Vigelius, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 11 juni 2002.