Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE4276

Datum uitspraak2001-08-02
Datum gepubliceerd2002-06-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102921/2
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad van State 200102921/2. Datum uitspraak: 2 augustus 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], appellant, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 26 april 2001 in het geding tussen: appellant, en burgemeester en wethouders van Uitgeest. 1. Procesverloop Bij brief van 11 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 12 juni 2001, heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 26 april 2001. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, gelezen in samenhang met artikel 6:24, van de Algemene wet bestuursrecht bevat een beroepschrift de gronden van het hoger beroep. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet?ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. 2.2. Appellant heeft de gronden van zijn hoger beroep niet vermeld. Bij aangetekende brief van 15 juni 2001 is appellant gewezen op dit verzuim en is hij tot en met 13 juli 2001 in de gelegenheid gesteld het te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het hoger beroep niet?ontvankelijk wordt verklaard. Appellant heeft de gronden van het hoger beroep alsnog ingediend, doch niet binnen de gestelde termijn. 2.3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat. w.g. Van der Does w.g. Roelfsema Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2001 Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht). - Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan. - In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd. - Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet. 58. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,