Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE4297

Datum uitspraak2002-06-19
Datum gepubliceerd2002-06-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200105489/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200105489/1. Datum uitspraak: 19 juni 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 19 september 2001 in het geding tussen: appellant en de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam. 1. Procesverloop Bij besluiten van 15 maart 1999 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam twee aanvragen om een toevoeging, als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, ten behoeve van appellant afgewezen. Bij besluit van 24 januari 2000 heeft de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam (hierna: de raad) de door mr. A.P. Flinterman tegen beide besluiten ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie bezwaar en beroep van 19 januari 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 19 september 2001, verzonden op 27 september 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen namens appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 30 november 2001 heeft de raad van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 april 2002, waar partijen niet zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechtbank is op goede gronden tot een juiste beslissing gekomen. Hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. 2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat. w.g. Van Wagtendonk w.g. Boot Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2002 202.