Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE4396

Datum uitspraak2002-04-23
Datum gepubliceerd2002-06-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/03426
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nummer 99/03426 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : [X] te : [Z] ambtenaar : heffingsambtenaar van de gemeente Winterswijk aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 29 oktober 1999 op het bezwaar nummer WOZ-beschikking : [01] dagtekening beschikking : 20 mei 1999 tijdvak : 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 onroerende zaak : [a-straat 1] mondelinge behandeling : op 18 april 2002 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Linssen als griffier waarbij verschenen : belanghebbende en haar echtgenoot [alsmede de Ambtenaar] gronden: 1. Belanghebbende is eigenaresse van een vrijstaand pand, plaatselijk bekend als [a-straat 1 en 2]. Voor dit pand zijn voorheen twee WOZ-beschikkingen genomen (voor [a-straat 1] naar een waarde van ƒ 86.000,- en voor [a-straat 2] naar een waarde van ƒ 36.000,-). 2. De Ambtenaar neemt naar aanleiding van een opname van de situatie het standpunt (verweerschrift 5.6., 5.7. en 5.8.) in dat sprake was van een onjuiste objectafbakening en dat er, althans per 1 januari 1999, slechts één onroerende zaak is in de zin van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ). 3. Aan belanghebbende is, in verband met deze standpuntbepaling, de onderhavige beschikking, voor de onroerende zaak aangeduid als [a-straat 1], afgegeven, die uitdrukkelijk is aangeduid en, naar de Ambtenaar heeft verklaard, ook is bedoeld als een beschikking ex artikel 19 jo 25 van de Wet WOZ. Volgens de Ambtenaar is sprake van een omstandigheid, namelijk een ruilverkaveling in het buitengebied, die het afgeven van een dergelijke beschikking rechtvaardigt. 4. Anders dan de Ambtenaar verdedigt levert een herziening van een onjuiste objectafbakening geen grond op voor het vaststellen van een beschikking ex artikel 19 van de Wet WOZ. Indien een pand, bestaande uit twee delen die in het verleden als twee onroerende zaken zijn aangemerkt, na een nieuwe opname van de situatie met ingang van een bepaald jaar als één onroerende zaak wordt aangemerkt, dient voor die onroerende zaak, die een andere is dan de beide eerder als onroerende zaak beschouwde deelobjecten, een geheel nieuwe WOZ-beschikking ex artikel 22 van de Wet WOZ te worden genomen. Het Hof merkt volledigheidshalve op dat de door de Ambtenaar gestelde omstandigheden (verweerschrift 5.6., 5.7. en 5.8.) ook niet tot de conclusie kunnen leiden dat, in het tijdvak waarvoor de onder 1. bedoelde waarden waren vastgesteld, de ene onroerende zaak in de andere is opgegaan (in de zin van artikel 19 van de WOZ). 5. Gelet op het vorenstaande kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. Het beroep van belanghebbende is in zoverre gegrond. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op 1 × € 322 × 1 = € 322 + € 20 (reiskosten) = € 342. beslissing: Het Gerechtshof: - vernietigt de uitspraak waarvan beroep; - vernietigt de bestreden beschikking; - veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 342, te vergoeden door de gemeente Winterswijk; - gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van € 27,23 (ƒ 60,-) te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2002 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Linssen als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (I. Linssen) (T.J. Matthijssen) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 mei 202 Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.