Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE4403

Datum uitspraak2002-04-24
Datum gepubliceerd2002-06-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers98/03541
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 98/03541 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1989. DE MONDELINGE BEHANDELING De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 10 april 2002 te 's-Hertogenbosch, wat betreft de enkelvoudige belasting met gesloten deuren en wat betreft de verhoging in het openbaar. Daar is toen verschenen en gehoord de Inspecteur. Belanghebbende is, ofschoon deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 24 april 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan. DE BESLISSING: Het Hof verklaart het beroep niet-ontvankelijk. DE GRONDEN: (1) Terecht gaat de Inspecteur ervan uit dat als uitspraak op bezwaar heeft te gelden het stuk met dagtekening 1 juli 1997 en dat het tweede bezwaarschrift had moeten worden aangemerkt als een beroepschrift en derhalve had moeten worden doorgezonden aan het Hof. (2) Niet in geschil is dat dit beroepschrift niet is ingediend binnen de termijn van zes weken na dagtekening van de uitspraak op het bezwaar. Dit betekent dat de termijn voor het instellen van beroep is overschreden tenzij komt vast te staan dat de dagtekening van deze uitspraak gelegen is voor de dag van de bekendmaking. Onder bekendmaking moet in dit geval worden verstaan de toezending van de uitspraak aan het door belanghebbende opgegeven adres. (3) Omdat in de onderhavige aanslag een verhoging wegens het niet voldoen aan de aangifteplicht is begrepen, kan de niet-ontvankelijkheid wegens termijnoverschrijding eerst worden uitgesproken als komt vast te staan dat de termijnoverschrijding aan belanghebbende is te wijten. (4) Het voorgaande betekent in dit geval dat de Inspecteur tegenover de stelling van belanghebbende dat de uitspraak hem nooit heeft bereikt dient te bewijzen dat die uitspraak uiterlijk op de dag van de dagtekening is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres en daar ook is aangeboden. (5) Naar het oordeel van het Hof is de Inspecteur in dit bewijs geslaagd. In de eerste plaats is in dit verband van belang dat het Hof geloof hecht aan de ter zitting herhaalde en nader gemotiveerde stelling van de Inspecteur dat de uitspraak vóór de datum van de dagtekening is verzonden naar het door belanghebbende destijds laatstelijk, in zijn aangifte voor het jaar 1994, opgegeven adres. Belanghebbende betwist dat hij het adres waar naartoe de uitspraak is verzonden heeft opgegeven. Met betrekking tot dit laatste echter hecht het Hof op grond van de bij de conclusie van dupliek overgelegde kopie van het aangiftebiljet voor 1994, waarop laatstbedoeld adres is ingevuld, geloof aan de stelling van de Inspecteur en neemt het die stelling als vaststaand aan. Voorts acht het Hof genoeglijk bewezen dat de uitspraak op bezwaar ook op het adres waarnaar het verzonden is, is aangekomen en aangeboden. Nu het Hof ook overigens geen reden heeft om aan te nemen dat in dit geval zich de zeer ongebruikelijke situatie heeft voorgedaan dat een correct verzonden poststuk niet wordt aangeboden op de plaats van bestemming, gaat het Hof uit van de juistheid van die stelling. (6) Bij de beoordeling van het bewijs inzake de correcte verzending en aanbieding van de uitspraak op bezwaar heeft het Hof mede acht geslagen op de omstandigheid dat belanghebbende kennelijk poogt zich onbereikbaar te maken. Het Hof doet deze constatering steunen op de bij de conclusie van dupliek gevoegde vragenformulieren verificatie adressenbestand, waarop belanghebbende als adres slechts heeft ingevuld "buiten Nederland" en bij de ondertekening "Ambulant", de omstandigheid dat belanghebbende zich bedient van een adviseur die slechts een postbusadres in België als adres opgeeft, en dat brieven verzonden aan dat postbusadres als onbestelbaar retour worden gezonden, de omstandigheid dat belanghebbende in zijn conclusie van repliek schrijft dat hij geen post kon ontvangen op een ander adres dan zijn voormalige woning A straat 1 te B wegens zijn financiële situatie en de daarmee samenhangende kortere verblijfsperiodes per adres en tenslotte op de omstandigheid dat het Hof niet is geslaagd in zijn pogingen de oproeping voor de mondelinge behandeling van de zaak aangetekend te versturen naar een adres waar voor de ontvangst van die oproeping zou worden getekend hetzij namens belanghebbende, hetzij namens zijn gemachtigde. (7) Overigens zijn omstandigheden gesteld noch gebleken op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring achterwege moet blijven op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig tot veroordeling van de Inspecteur in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. Aldus vastgesteld op 24 april 2002 door R.J. Koopman, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 25 april 2002 Het aanwenden van een rechtsmiddel: U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68. Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68 verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.