Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE4446

Datum uitspraak2002-12-06
Datum gepubliceerd2002-12-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersC00/018HR
Statusgepubliceerd


Conclusie anoniem

C 00/018 HR Mr. F.F. Langemeijer Zitting 14 juni 2002 Conclusie inzake: 1. Holding Sumo Recreatie B.V. 2. Krovac Exploitatiemaatschappij B.V. tegen 1. Krovac Holding B.V. 2. Krovac Vastgoed B.V. In dit kort geding beperkt het cassatieberoep zich tot een motiveringsklacht. 1. De feiten en het procesverloop 1.1. In dit stadium van het geding zijn m.i. de volgende feiten van belang. 1.1.1. Krovac Holding B.V.(1), een bedrijf van [betrokkene 3], was aanvankelijk de moedermaatschappij van Krovac Vastgoed B.V. en Krovac Exploitatiemaatschappij B.V. Deze laatste, hierna kortweg aangeduid als: Exploitatiemaatschappij, exploiteert een bungalowpark "Zuiderveld" in Nederland en bungalows in Frankrijk. Exploitatiemaatschappij verzorgt het beheer van het park en de (bemiddeling bij) verhuur van de vakantiebungalows. 1.1.2. Bij notariële akte van 28 december 1994 heeft Krovac Holding alle aandelen in Exploitatiemaatschappij voor een koopsom van f 205.000,- overgedragen aan een vennootschap van [betrokkene 1], genaamd Holding Sumo Recreatie B.V. (hierna kortweg: Sumo). Krovac Holding heeft het bedrag van de koopsom geleend aan Sumo, tot zekerheid van welke geldlening een pandrecht is gevestigd op o.m. de huuropbrengst van de bungalows. 1.1.3. Tussen Krovac Holding en Exploitatiemaatschappij heeft een rekening-courantverhouding bestaan. Na de aandelenoverdracht is tussen Krovac Holding en Sumo c.s. een meningsverschil ontstaan over de afwikkeling van deze rekening-courantverhouding. Op 7 april 1997 heeft de registeraccountant [betrokkene 2] op verzoek van partijen een bindend advies uitgebracht. Volgens dit bindend advies bedroeg de schuld in rekening-courant van Krovac Holding aan Exploitatiemaatschappij per 31 december 1994 f 329.988,-(2). Op dit bedrag komt in mindering hetgeen Krovac Holding na 31 december 1994 heeft betaald aan Exploitatiemaatschappij. Krovac Holding heeft in 1995 f 144.776,- op de rekening-courantschuld afgelost en in 1996 nog een bedrag van f 40.000,- betaald. 1.1.4. Krovac Holding heeft de onder 1.1.1 genoemde geldlening opgezegd en ten laste van Sumo c.s. beslagen laten leggen. Op vordering in kort geding van Sumo en Exploitatiemaatschappij heeft de president van de rechtbank te Assen bij vonnis van 3 juni 1997 deze beslagen opgeheven. De president was van oordeel dat Krovac Holding de geldlening niet voortijdig mocht opzeggen. Tevens heeft de president Krovac Holding veroordeeld tot betaling aan Exploitatiemaatschappij van f 56.159,91. De president overwoog dat Krovac ter terechtzitting heeft erkend dat zij van de rekening-courantschuld pro resto nog f 145.212,- moest voldoen. Krovac pretendeerde een tegenvordering ad f 89.052,09 op Sumo/Exploitatiemaatschappij met betrekking tot de exploitatie van het bungalowpark "Zuiderveld". De president heeft het bedrag van deze tegenvordering afgetrokken van het bedrag van f 145.212,-, zodat f 56.159,91 resteerde. 1.1.5. [Betrokkene 3], Krovac Holding en Krovac Vastgoed hebben bij de rechtbank te Assen een bodemprocedure aangespannen tegen Sumo en Exploitatiemaatschappij. Bij tussenvonnis van 1 december 1998 heeft de rechtbank, evenals eerder de president, overwogen dat Krovac Holding de geldlening niet voortijdig mocht opzeggen. Met betrekking tot (a) de afrekening van de huuropbrengst over de jaren 1995 e.v., (b) de berekening van hetgeen Krovac Holding op grond van de rekening-courantverhouding thans pro resto nog verschuldigd is en (c) een nieuw geschilpunt: de berekening van het nadeel dat Sumo zou hebben geleden door verboden concurrentie van Krovac Holding c.s. na de datum van de aandelenoverdracht, heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek gelast. Bij tussenvonnis van 9 maart 1999 heeft de rechtbank een registeraccountant als deskundige benoemd. 1.1.6. Inmiddels hadden Sumo c.s. op 13 augustus 1997 conservatoir beslag laten leggen op vakantiebungalows van Krovac Vastgoed en op 15 augustus 1997 beslag onder Exploitatiemaatschappij (op de afdracht van de huuropbrengsten). In een kortgedingvonnis d.d. 26 april 1999 heeft de president van de rechtbank deze beslagen opgeheven nadat tussen partijen een regeling was getroffen. De regeling hield onder meer in dat ten laste van Krovac Holding c.s. een bedrag bij een notaris in depot zou blijven in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure en dat dit depot door Krovac Holding met f 49.930,51 zou worden verhoogd tot f 200.000,-. 1.2. Bij inleidende dagvaarding d.d. 30 juni 1999 hebben Krovac Holding en Krovac Vastgoed in kort geding gevorderd dat Sumo en Exploitatiemaatschappij hen inzage verschaffen in bepaalde (financiële) documenten. Sumo en Exploitatiemaatschappij hebben in conventie verweer gevoerd en in reconventie gevorderd dat Krovac Holding c.s. de restschuld uit hoofde van de rekening-courantverhouding ad f 55.778,44 aan Exploitatiemaatschappij zal voldoen. Daarnaast hield de vordering in reconventie o.m. in, dat Krovac Holding c.s. wordt bevolen het depot bij de notaris aan te vullen en zich te onthouden van concurrerende activiteiten. 1.3. Bij vonnis in kort geding van 13 juli 1999 heeft de president de eis in conventie afgewezen en in reconventie [betrokkene 3] (waarmee de president bedoelt: Krovac Holding en Krovac Vastgoed) veroordeeld tot betaling aan Exploitatiemaatschappij van f 55.778,44. Het lot van de overige vorderingen in reconventie is voor dit cassatieberoep niet van belang. 1.4. Krovac Holding en Krovac Vastgoed zijn in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof te Leeuwarden. In grief 1 voerden zij aan dat uit het vonnis in de bodemprocedure blijkt dat zij weliswaar erkennen dat zij uit hoofde van het bindend advies enig bedrag aan Exploitatiemaatschappij verschuldigd zijn, maar dat de hoogte van het (pro resto) verschuldigde nu juist het punt van geschil tussen partijen is en dat de rechtbank een deskundigenonderzoek nodig heeft gevonden om dit uit te zoeken. 1.5. Het hof heeft bij arrest van 10 november 1999 deze grief gegrond geacht, het vonnis van de president in zoverre vernietigd en de reconventionele vordering in kort geding tot betaling van f 55.778,44 alsnog afgewezen. 1.6. Sumo en Exploitatiemaatschappij hebben - tijdig (art. 295 lid 4 oud Rv) - cassatieberoep ingesteld. Krovac Holding en Krovac Vastgoed hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk laten toelichten. 2. Bespreking van het cassatiemiddel 2.1. De inleidende dagvaarding bevat op blz. 4, na een weergave van de inhoud van het bindend advies, de volgende passage: "In de loop van 1995 t/m 1997 hebben eiseressen [d.w.z. Krovac Holding en Krovac Vastgoed, noot A-G] diverse betalingen in mindering op deze schuld gedaan en resteert thans nog een verschuldigd saldo van f 55.778,44, exclusief rente. In een eerder kort geding [bedoeld is het vonnis van 3 juni 1997, noot A-G] heeft de president (...) eiseressen veroordeeld tot een deelbetaling van f 56.159,02, welk bedrag door hen aan gedaagden is voldaan. Terzake van diverse afrekeningen menen eiseressen en gedaagden nog diverse bedragen van elkander te vorderen te hebben". Bij conclusie van eis in reconventie hebben Sumo c.s. hieruit afgeleid dat Krovac Holding erkent uit hoofde van de rekening-courantverhouding nog f 55.778,44 aan Exploitatiemaatschappij schuldig te zijn. 2.2. De president heeft in rov. 2.1 feitelijk vastgesteld dat eiseressen diverse betalingen hebben gedaan in mindering op de rekening-courantschuld van f 329.988,- per 31 december 1994. In rov. 8.3 heeft de president overwogen dat Krovac Holding een restschuld ten bedrage van f 55.778,44 heeft erkend. De (tegen)vorderingen, welke Krovac Holding en Krovac Vastgoed hiermee wensen te verrekenen, zijn volgens de president in deze procedure onvoldoende aannemelijk gemaakt. 2.3. Het hof overweegt dat partijen het weliswaar eens zijn over de rekening-courantschuld volgens het bindend advies, maar dat partijen van mening verschillen over de hoogte van het bedrag dat Krovac Holding thans aan Sumo c.s. moet betalen. Van een erkenning van een betalingsverplichting is volgens het hof geen sprake; de rechtbank heeft in de bodemprocedure nu juist een deskundige benoemd om dit uit te zoeken. De klacht in cassatie houdt in, dat dit oordeel onbegrijpelijk is in het licht van de voorafgaande feitenvaststelling en van de aangehaalde passage in de inleidende dagvaarding. 2.4. Het hof heeft deze stellingen kennelijk opgevat in die zin, dat Krovac Holding erkent dat de rekening-courantschuld per 31 december 1994 f 329.988,- bedroeg en dat, wanneer de nadien door Krovac Holding verrichte betalingen van dit bedrag worden afgetrokken, een schuld van Krovac Holding aan Exploitatiemaatschappij ten bedrage van f 55.778,44 resteert. In de redenering van het hof impliceert de erkenning van het bestaan van deze restschuld niet de erkenning van een betalingsverplichting: Krovac Holding wil dit bedrag immers verrekenen met de tegenvorderingen die zij op Sumo c.s. pretendeert te hebben. Hieromtrent is in de bodemprocedure een deskundigenonderzoek gelast. Klaarblijkelijk wil het hof, anders dan de president, de uitkomsten van de bodemprocedure afwachten en niet, daarop vooruitlopend, Krovac Holding verplichten tot betaling van de restschuld. De juistheid van deze beslissing van feitelijke aard staat in deze cassatieprocedure niet ter beoordeling. Onbegrijpelijk is de redengeving van 's hofs oordeel mijns inziens niet. Daarmee faalt de klacht. 3. Conclusie De conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, 1 In de gedingstukken wordt ook wel, maar niet consequent de spelling Krovak gebruikt. 2 Prod. 1 in eerste aanleg; zie ook het vonnis in de bodemprocedure d.d. 1 december 1998, rov. 2.4. NB: de beide aan de Hoge Raad overgelegde procesdossiers zijn niet identiek: in het zijdens Sumo overgelegde dossier bevindt zich een (concept?-)bindend advies waarin een ander bedrag wordt genoemd.


Uitspraak

6 december 2002 Eerste Kamer Nr. C00/018HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. HOLDING SUMO RECREATIE B.V., en 2. KROVAC EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.V., beide gevestigd te Geesbrug, gemeente Coevorden, EISERESSEN tot cassatie, advocaat: mr. H.A. Groen, t e g e n 1. KROVAC HOLDING B.V., en 2. KROVAC VASTGOED B.V. beide gevestigd te Geesbrug, gemeente Coevorden, VERWEERSTERS in cassatie, advocaat: mr. V. Kortenbach. 1. Het geding in feitelijke instanties Verweersters in cassatie - verder te noemen: Krovac c.s. - hebben bij exploiten van 30 juni 1999 eiseressen tot cassatie - verder te noemen: Sumo en Exploitatiemaatschappij dan wel Sumo c.s. - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Assen en gevorderd bij vonnis, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Sumo c.s. te veroordelen binnen 7 dagen, althans binnen een termijn welke de President redelijk en billijk acht, na betekening van het door de President in deze zaak uit te spreken vonnis aan Krovac c.s., des nodig door middel van een door de President aan te wijzen registeraccountant, afdoende inzage te verschaffen in alle daarvoor in aanmerking komende schriftelijke bescheiden, waaruit ontegenzeggelijk blijkt dat de in het lichaam van de dagvaarding bedoelde beslagen gelden ook inderdaad door Sumo c.s. zijn en nog steeds worden gereserveerd, dan wel Krovac c.s. onvoorwaardelijk, des nodig aan een door de President aan te wijzen registeraccountant, volledig inzage in alle daarvoor in aanmerking komende documenten te verlenen waaruit genoegzaam en ontegenzeggelijk blijkt dat Sumo c.s. de in het lichaam van de dagvaarding bedoelde beslagen gelden ook inderdaad hebben gereserveerd en nog reserveren, zulks op straffe van een dwangsom van ƒ 10.000,-- voor elke dag dat Sumo c.s. hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven, alsmede Sumo c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de kosten van de door de President aan te wijzen registeraccountant als in het petitum van de dagvaarding bedoeld. Sumo c.s. hebben in conventie de vordering bestreden en in reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Krovac c.s. - voor zover in cassatie nog van belang - te veroordelen om aan Exploitatiemaatschappij te betalen een bedrag van ƒ 55.778,44. Krovac c.s. hebben de reconventionele vordering bestreden. De President heeft bij vonnis van 13 juli 1999 in conventie de gevraagde voorziening afgewezen en in reconventie de in cassatie nog van belang zijnde vordering toegewezen. Tegen dit in conventie en reconventie gewezen vonnis hebben Krovac c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Bij arrest van 10 november 1999 heeft het Hof Krovac c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep tegen het beroepen vonnis, voorzover dat in conventie is gewezen, in reconventie het beroepen vonnis vernietigd, voorzover Krovac c.s. daarbij zijn veroordeeld om binnen acht dagen na betekening van het vonnis aan Exploitatiemaatschappij te betalen het bedrag van ƒ 55.778,44 en voorzover Krovac c.s. zijn veroordeeld in de kosten van dat geding, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, het betreffende onderdeel van de vordering afgewezen en ieder der partijen belast met de eigen kosten in reconventie in eerste aanleg. Het Hof heeft het beroepen vonnis in reconventie voor het overige bekrachtigd en ieder der partijen met de eigen kosten in hoger beroep belast. Het arrest van het Hof van is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het Hof hebben Sumo c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Krovac c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep. 3. Beoordeling van het middel De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt Sumo c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Krovac c.s. begroot op € 729,32 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 6 december 2002.