Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE4575

Datum uitspraak2002-06-25
Datum gepubliceerd2002-06-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.720091-01
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Uitspraak

Rechtbank Zwolle Economische Politierechter Parketnummer: 07/720091-01 Uitspraak: 25 juni 2002 STRAFVONNIS In de zaak van het openbaar ministerie tegen: naam verdachte, Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gevonden op 11 juni 2002. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. ir. H.Chr. Beekhuis, is verschenen, bijgestaan door mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Assen. De officier van justitie, mr. A.M.C.C. Tubbing, heeft ter terechtzitting ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd de veroordeling van verdachte tot een geldboete van Euro 16.000,-- , waarvan Euro 15.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte binnen 2 maanden na het uitspreken van het vonnis Euro 15.000,-- betaalt aan de Vereniging Vogelbescherming Nederland te Driebergen-Zeist. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De verdachte wordt onder 1 en 2 van de tenlastelegging verweten dat zij artikel 5 onderscheidenlijk artikel 8, eerste lid, van de Vogelwet 1936, verder te noemen: de Vogelwet, heeft overtreden in de periode 21 juni 2001 tot en met 6 juli 2001. Artikel 5 verbiedt het doden, pogen te doden, vangen, pogen te vangen of opzettelijk verontrusten van beschermde vogels. Artikel 8, eerste lid, verbiedt (onder meer) het verstoren van, het opzettelijk vernielen dan wel het beschadigen of het wegnemen van de nesten van beschermde vogels. Volgens de tenlastelegging zou de verdachte de artikelen 5 en 8, eerste lid van de Vogelwet hebben overtreden door in genoemde periode in het Kuinderbos bomen te vellen en/of te snoeien en/of te verwijderen met behulp van een machine. De bepalingen van de Vogelwet die de verdachte zou hebben overtreden, zien op opzettelijke handelingen. Namens de verdachte is -zakelijk weergegeven- naar voren gebracht dat de verdachte nooit de opzet heeft gehad om bij de kapwerkzaamheden in het Kuinderbos de Vogelwet te overtreden zoals in de tenlastelegging staat omschreven en dat om die reden derhalve de verdachte niet voldoet aan de delictsomschrijving. De economische politierechter deelt die opvatting niet. Gelet op de wetsgeschiedenis, alsmede op de Europese richtlijnen die mede aan het ontstaan van de Vogelwet ten grondslag liggen, staat vast dat de Vogelwet een wet is ter bescherming van vogels. Tegen die achtergrond kunnen ook handelingen die niet gericht zijn op de opzettelijke overtreding van bepalingen van de Vogelwet, maar die met een geheel ander oogmerk worden verricht, onder omstandigheden wel degelijk een overtreding opleveren van de eerder genoemde verbodsbepalingen. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen blijkt dat de verdachte zich in de aanloop naar de kapwerkzaamheden wel heeft afgevraagd of het verstandig zou zijn om tijdens het broedseizoen met een Timberjack in het Kuinderbos te gaan kappen. Op basis van andere belangen, waaronder naar het zich laat aanzien het belang van de houtexploitatie en het feit dat het Kuinderbos een natte bodemstructuur kent, waardoor het ´s winters opereren met een Timberjack veel schade aanricht, heeft de verdachte kennelijk besloten zulks wel te doen. Het lijkt er op dat de mogelijke overtreding van de Vogelwet een ondergeschikte rol heeft gespeeld bij de weging van de verschillende belangen die bij de onderhavige kapwerkzaamheden aan de orde zijn geweest. Het gaat echter te ver daaraan de conclusie te verbinden dat de verdachte daarmee willens en wetens de Vogelwet zou hebben overtreden, gelijk de officier van justitie heeft gesteld. Dat neemt niet weg dat de verdachte naar het oordeel van de economische politierechter als gevolg van haar keuze om juist in genoemde periode op genoemde wijze te kappen, in ieder geval bewust het risico heeft genomen dat de Vogelwet zou worden overtreden. Dat is voldoende om aan te nemen dat er in de onderhavige situatie sprake was van voorwaardelijk opzet. Vervolgens is dan de vraag aan de orde of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de Vogelwet heeft overtreden zoals in de tenlastelegging staat omschreven. De economische politierechter overweegt te dien aanzien het volgende. Voor de economische politierechter staat vast dat onder verantwoordelijkheid van de verdachte in de periode van 21 juni 2001 tot en met 5 juli 2001 in het Kuinderbos bomen zijn gekapt en geoogst met behulp van een Timberjack. De genoemde periode valt in het broedseizoen van veel vogels. Uit inventarisaties van SOVON en het Bureau Altenburg & Wymenga (beide in opdracht van de verdachte opgesteld), blijkt dat het Kuinderbos een rijk geschakeerd zangvogelbestand kent. Uit het dossier blijkt dat van de zijde van de verdachte rekening is gehouden met de aanwezigheid, in het Kuinderbos, van roofvogels en vogels van de zogenaamde rode lijst. Dat zijn echter niet alle vogels waar de Vogelwet op doelt. Daarmee lijkt het er op dat de verdachte de mogelijke verontrusting van de vogels die niet behoren tot de roofvogels of die niet voorkomen op de zogenaamde rode lijst, voor lief heeft genomen. De uitgevoerde werkzaamheden lijken bovendien van dien aard te zijn geweest, dat op het eerste gezicht de conclusie zou moeten zijn dat er sprake is geweest van verontrusting van vogels. Maar is dat ook hard te maken in strafrechtelijke zin? De economische politierechter meent van wel. De werkzaamheden met de Timberjack, gecombineerd met de werkzaamheden van de tractor die de gezaagde stammen uit het bos verwijdert, leidt onherroepelijk tot de verontrusting van beschermde vogels, die -zoals blijkt uit de eerder genoemde inventarisaties- in het Kuinderbos voorkomen. Als bewijs voor die verontrusting kunnen dienen de verklaringen van de verschillende functionarissen in dienst van de verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal en zoals door de officier van justitie in haar requisitoir aangehaald, het resultaat van de vergelijkingen tussen een (nog) niet gedund perceel en een recent gedund perceel in het Kuinderbos, alsmede de verklaringen van de getuigen, zoals ter terechtzitting afgelegd. Daarmee staat naar het oordeel van de economische politierechter vast dat de verdachte artikel 5 van de Vogelwet heeft overtreden, zoals onder 1 van de tenlastelegging omschreven. De volgende vraag die moet worden beantwoord is of vaststaat dat de verdachte een (of meer) vogelnest(en) heeft verstoord dan wel vernield, zoals onder 2 van de tenlastelegging is omschreven. De economische politierechter meent van niet. Vaststaat dat slechts één vogelnest is aangetroffen in een recent door de verdachte gevelde boom. In dat nest bevond zich een aantal kapotte eieren. Op basis van de verklaring van getuige [naam getuige] mag worden aangenomen dat het eieren betreffen van de grote bonte specht, in ieder geval van een beschermde vogel in de zin van Vogelwet. Ter terechtzitting is gebleken dat deze eieren niet nader zijn onderzocht. Op de vraag of deze eieren ook kunnen zijn uitgekomen voordat de betrokken boom werd gekapt, werd geantwoord dat zulks tot de mogelijkheden behoorde. Daarmee staat voor de economische politierechter niet vast dat het kappen van de bewuste boom heeft geleid tot de verstoring/vernieling van het nest met daarin de eieren. De economische politierechter acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 ten laste is gelegd. De verdachte dient dan ook van de overtreding van artikel 8, eerste lid van de Vogelwet te worden vrijgesproken (volgt bewezenverklaring: zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de economische politierechter dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezen verklaarde levert op: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 5 Vogelwet 1936, opzettelijk begaan en meermalen gepleegd strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet Economische Delicten. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt, acht de economische politierechter de na te noemen beslissing passend. Bij zijn beslissing heeft de economische politierechter rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 11 april 2002 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst De oplegging van de straf is, behalve op de reeds aangehaalde voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a en 2 van de Wet op de Economische Delicten. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 ten laste gelegde feit is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt hiervan vrijgesproken. De economische politierechter veroordeelt de verdachte terzake het bewezen verklaarde tot een geldboete van Euro 8.000,-- waarvan Euro 7.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis een bedrag van Euro 7.000,-- betaalt aan de Vereniging Vogelbescherming Nederland te Driebergen-Zeist. Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juni 2002.