Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE5221

Datum uitspraak2002-07-12
Datum gepubliceerd2002-07-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers36990
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Nr. 36.990 12 juli 2002 JV gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 februari 2001, nr. 99/30492, betreffende na te melden voorlopige aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. 1. Voorlopige aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een voorlopige aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd naar een premie-inkomen van f 75.229, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiƫn heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. 3. Beoordeling van de klachten Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 75 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: de Waz) niet ertoe strekt voorschriften te geven omtrent de berekening van het premie-inkomen. Dit oordeel is juist. Artikel 75 van de Waz strekt ertoe te bewerkstelligen dat voor de heffing van de premies en de invordering daarvan wordt aangesloten bij de regels geldende voor de heffing en invordering van de inkomstenbelasting. De tegen dit oordeel gerichte klachten falen derhalve. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2002.