Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE5415

Datum uitspraak2002-07-17
Datum gepubliceerd2002-07-17
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200101782/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200101782/1. Datum uitspraak: 17 juli 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 8 maart 2001 in het geding tussen: appellant en burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden. 1. Procesverloop Bij besluit van 8 september 2000 hebben burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: burgemeester en wethouders) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het herbouwen van een woonboerderij op het perceel [locatie] (hierna: het perceel). Bij besluit van 2 januari 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van 14 december 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 8 maart 2001, verzonden op 14 maart 2001, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de president) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 april 2001, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 11 december 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2002, waar appellant in persoon en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door G.A.H.M. Linden, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder]. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 44 van de Woningwet mag en moet de bouwvergunning alleen worden geweigerd indien het bouwwerk, voorzover hier van belang, in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen. 2.2. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Buitengebied ‘98”. Uit de plankaart volgt dat het perceel de bestemming “agrarisch bouwblok” heeft, de subbestemming “”agrarisch bouwblok”, geen glastuinbouw” en dat ter plaatse één (bedrijfs-)woning is toegestaan. Ingevolge artikel 10.1.1. van de planvoorschriften zijn gronden met de bestemming “Agrarisch bouwblok” bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf en voor het oprichten van in verband daarmee noodzakelijke gebouwen. Ingevolge artikel 10.1.3. zijn deze gronden tevens bestemd voor woondoeleinden ten dienste van het betreffende bedrijf. Ingevolge artikel 10.2.2., aanhef en onder g, mag de afstand van een bedrijfswoning tot de as van een openbare weg niet minder dan 12 m bedragen. Ingevolge artikel 25.1.3. zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de planvoorschriften ten behoeve van de bouw van gebouwen op een kortere afstand dan 15 m uit de as van openbare wegen, mits hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. 2.3. Appellant betoogt dat de woning in strijd met de planvoorschriften zich slechts op een afstand van 10 tot 11 meter van de as van de openbare weg bevindt. Dit betoog slaagt. Burgemeester en wethouders bestrijden niet dat de ingevolge artikel 10.2.2, aanhef en onder g, van de planvoorschriften aan te houden afstand wordt onderschreden. Het bouwplan is derhalve niet in overeenstemming met het bestemmingsplan. De stelling van burgemeester en wethouders dat zij hiervoor vrijstelling als bedoeld in artikel 25.1.3 van de planvoorschriften kunnen verlenen, kan hieraan niet afdoen, nu zij die vrijstelling niet hebben verleend. 2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 2 januari 2001 alsnog gegrond verklaren en dit besluit vernietigen. 2.5. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 8 maart 2001, Awb 01/328; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 2 januari 2001; V. veroordeelt burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 38,15; het bedrag dient door de gemeente Reusel-De Mierden aan hem te worden betaald; VI. gelast dat de gemeente Reusel-De Mierden aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 256,39) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Roelfsema Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002 378.