Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE5425

Datum uitspraak2002-07-17
Datum gepubliceerd2002-07-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200103280/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Evenmin terugwerkende kracht vernietiging goedkeuringsbesluit inzake een wijzigingsplan. Bij uitspraak van 21 december 1999, no. H01.99.0245 ( (url(''LJN: AB4296'',../../uitspraak/showdetail_homepage.asp?ljn=AB4296) , MS 2000, 17), heeft de Afdeling geoordeeld dat een redelijke wetstoepassing met zich brengt dat aan de vernietiging van het goedkeuringsbesluit inzake een bestemmingsplan geen terugwerkende kracht kan worden toegekend en dat daaruit volgt dat in de periode tussen de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan en de vernietiging van de goedkeuring daarvan in beginsel het nieuwe plan het toetsingskader vormt voor de beslissing omtrent het verlenen van de bouwvergunning. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing, indien de goedkeuring van een wijzigingsplan wordt vernietigd. De rechtbank is derhalve terecht tot de slotsom gekomen dat burgemeester en wethouders het bouwplan aan het gewijzigde bestemmingsplan dienden te toetsen. burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas. mrs. E. Korthals Altes, H.G. Lubberdink, A.W.M. Bijloos


Uitspraak

200103280/1. Datum uitspraak: 17 juli 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant] e.a., wonende te [woonplaats], tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 17 mei 2001 in het geding tussen: appellanten en burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 juli 2000 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas (hierna: burgemeester en wethouders) bouwvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het oprichten van een opslagloods op het perceel, kadastraal bekend gemeente Horst, sectie 0, nr. 204 (hierna: het perceel). Bij besluit van 31 oktober 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 17 mei 2001, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 19 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 20 november 2001 heeft vergunninghouder een reactie ingediend naar aanleiding van het beroepschrift. Bij brief van 20 februari 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ingekomen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2002. Partijen zijn met bericht niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan betreft een opslagloods. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Buitengebied 1997”. De bestemming is “Agrarisch gebied (A)”. Burgemeester en wethouders hebben met toepassing van artikel 28, tweede lid, van de bij het bestemmingsplan behorende planvoorschriften, in samenhang met artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), op 14 maart 2000 het ”Wijzigingsplan Veld Oostenrijk” vastgesteld. Hierbij heeft het onderhavige perceel de medebestemming “Agrarisch bouwblok” gekregen. Het bouwplan is daarmee in overeenstemming. Tegen het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: gedeputeerde staten) van 9 mei 2000, hebben appellanten beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij uitspraak van 3 april 2001, no. 200002967/2, heeft de Afdeling het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten vernietigd. 2.2. Bij uitspraak van 21 december 1999, no. H01.99.0245 (AB 2000/78), heeft de Afdeling geoordeeld dat een redelijke wetstoepassing met zich brengt dat aan de vernietiging van het goedkeuringsbesluit inzake een bestemmingsplan geen terugwerkende kracht kan worden toegekend en dat daaruit volgt dat in de periode tussen de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan en de vernietiging van de goedkeuring daarvan in beginsel het nieuwe plan het toetsingskader vormt voor de beslissing omtrent het verlenen van de bouwvergunning. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing, indien de goedkeuring van een wijzigingsplan wordt vernietigd. De rechtbank is derhalve terecht tot de slotsom gekomen dat burgemeester en wethouders het bouwplan aan het gewijzigde bestemmingsplan dienden te toetsen. 2.3. Appellanten hebben aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat de beslissing omtrent de gevraagde bouwvergunning op grond van artikel 52 van de Woningwet moest worden aangehouden. Dat betoog faalt. Gebleken is dat het bedrijf van vergunninghouder valt onder de werking van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer en dat om die reden kon worden volstaan met het doen van een melding. Nu een vergunning, zoals beschreven in artikel 52 van de Woningwet, niet was vereist, bestond er geen grond voor aanhouding van de aanvraag om een bouwvergunning. De rechtbank heeft zulks terecht en goede gronden vastgesteld. 2.4. De overige door appellanten aangevoerde gronden zijn gericht tegen het wijzigingsplan en vallen, zoals door rechtbank terecht is geoordeeld, buiten het toetsingskader dat geldt bij de beoordeling van de verlening van een bouwvergunning. Ook de Afdeling laat deze buiten beschouwing. 2.5. Het vorenstaande brengt met zich dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. E. Korthals Altes, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat. w.g. Korthals Altes w.g. Van Meurs-Heuvel Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002 47-406.