Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE5431

Datum uitspraak2002-07-17
Datum gepubliceerd2002-07-17
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200106020/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200106020/1. Datum uitspraak: 17 juli 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 5 november 2001 in het geding tussen: appellanten en het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (gemeente Rotterdam). 1. Procesverloop Bij besluit van 19 september 2000 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (hierna: het dagelijks bestuur) aan het bestuur van de Hockeyclub Rotterdam bouwvergunning verleend voor het oprichten van een clubaccomodatie en een tribune op het perceel, kadastraal bekend gemeente Schiebroek, sectie B, nr. 130, (voorlopig) plaatselijk bekend [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 11 december 2000 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en ten behoeve van het bouwplan alsnog vrijstelling verleend op grond van artikel 2.5.14, eerste lid, onder m, van de Bouwverordening Rotterdam. Dit besluit en het preadvies van de commissie voor beroep- en bezwaarschriften van 14 november 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 5 november 2001, verzonden op 5 november 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 4 december 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 25 maart 2002 heeft het dagelijks bestuur een memorie van antwoord ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2002, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. J. Vijlbrief-van der Schaft, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H. Barendrecht en drs. J.C. Hoefnagel, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De bouwvergunning is verleend voor het oprichten van een clubgebouw in drie bouwlagen met een schuine kap en een tribune. 2.2. Ingevolge het vigerende Uitbreidingsplan in hoofdzaak “Verlengde Molenlaan-Provinciale weg 20” is de grond waarop het bouwplan is gesitueerd bestemd voor “recreatie”. 2.3. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden, onder verwijzing naar de toelichting op het Uitbreidingsplan Schiebroek-Noord en de uitspraak van de toenmalige Afdeling rechtspraak d.d. 19 februari 1985, heeft geoordeeld dat het in geding zijnde sportcomplex in overeenstemming is met de bestemming “recreatie”. De Afdeling merkt hierbij op dat in het onderhavige geding, anders dan appellanten ter zitting hebben betoogd, niet de vraag beantwoord dient te worden of het sportcomplex een zogenaamde bijzondere voorziening is, maar of het bouwplan in overeenstemming is met de bestemming “recreatie”. Evenmin is de aanleg van kunstgrasvelden en de plaatsing van lichtmasten in deze procedure aan de orde. 2.4. Voorts is de Afdeling niet gebleken dat een van de overige weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet aan vergunning–verlening in de weg stond. De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat het dagelijks bestuur in het onderhavige geval in redelijkheid vrijstelling ingevolge de gemeentelijke bouwverordening heeft kunnen verlenen voor het overschrijden van de achtergevelrooilijn. Ook in hetgeen appellanten met betrekking tot de welstand hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de rechtbank tot een onjuiste conclusie is gekomen. Met de rechtbank is de Afdeling daarnaast van oordeel dat het dagelijks bestuur in dit geval de parkeernormen in de bouwverordening mocht hanteren die gelden voor sportvelden en clubaccomodaties alsmede dat het dagelijks bestuur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan de van toepassing zijnde parkeernormen zal worden voldaan. 2.5. Het betoog van appellanten dat het dagelijks bestuur de aanvraag om bouwvergunning ingevolge artikel 52 van de Woningwet had moeten aanhouden, faalt eveneens. De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet is gebleken dat in het onderhavige geval permanente voorzieningen zijn aangebracht ten behoeve van de gelijktijdige aanwezigheid van meer dan 6000 toeschouwers. Appellanten hebben hun standpunt dat met het bouwplan wordt beoogd een bezoekersaantal van 7500 personen te realiseren, niet aannemelijk gemaakt. De enkele verwijzing naar publicaties in de media, waarin een vergelijking wordt gemaakt met het Wagnerstadion te Amstelveen, is hiertoe onvoldoende. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.A. de Wit, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk w.g. De Wit Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002 141.