Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE5657

Datum uitspraak2002-07-18
Datum gepubliceerd2002-07-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/060388-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/060388-01 Datum uitspraak: 18 juli 2002 op tegenspraak VONNIS van de rechtbank [A.], Achtste meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [A.] op 2 september 1971, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en feitelijk verblijvende op het adres [adres] De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2002 en tevens naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 22 maart 2002. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen Geldigheid van de dagvaarding De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard nu de vervolgingsbeslissing is genomen door een daartoe niet bevoegde zogenaamde 'hopper'. De raadsman verwijst daarbij naar artikel 126 van de Wet op de rechterlijke organisatie en de uitspraak van de politierechter in deze rechtbank van 25 april 2002 (LJN-nummer: AE4166). De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 30 januari 2002 (LJN-nummer: AD8747). Hieruit blijkt dat het door de hoofdofficier van justitie verleende mandaat binnen de grenzen van artikel 126 van de Wet op de rechterlijke organisatie ligt en dat voldoende duidelijk is aan wie bevoegdheden worden gemandateerd indien mandatering plaatsvindt aan hoppers. Tevens blijkt dat de bij het parket te Amsterdam aangestelde hoppers bij het parket werkzame ambtenaren zijn waardoor wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 126 van de Wet op de rechterlijke organisatie. 3. Waardering van het bewijs 3.1 De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat een redelijke kans bestaat dat een tweede auto, rijdende achter de auto van verdachte, een storing in de snelheidmeting van de politie met een "laser patrol gun" heeft veroorzaakt, bijvoorbeeld doordat deze tweede auto een ingeschakelde 'Controlaser' aan boord had. De rechtbank verwerpt dit verweer. Gelet op het door de rechtbank gebezigde bewijsmiddel, namelijk de verklaring van verdachte, behoeft het gevoerde verweer met betrekking tot de aanwezigheid van een andere storingsbron geen verdere bespreking. 3.2 De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk de snelheidsmeting heeft verstoord. Verdachte wist niet en behoefde niet te weten dat een dergelijke storing kon optreden. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij het apparaat had uitgeschakeld. De raadsman verwijst naar een uitspraak van de politierechter in deze rechtbank van juni 2001 (zaak [S.]). De rechtbank verwerpt dit verweer. Nu verdachte bij de politie heeft verklaard dat de afstandsbediening van de garagedeur de storing gaf, blijkt dat verdachte wist dat het apparaat aanstond en dat een storing plaats kon hebben. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het apparaat diende als garagedeuropener, gezien het daarover in het rapport van TNO van 21 december 2001 gestelde en nu vaststaat dat verdachte op 15 oktober 2000 wel al over de LE 850 beschikte, maar de nieuwe woning met de bijbehorende garage nog niet had betrokken en de (voor de werking als garagedeur benodigde) transponder nog niet had aangeschaft. 3.3 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 oktober 2000 te Amsterdam, opzettelijk enige handeling door J. [B.], brigadier van politie en als zodanig werkzaam bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, zijnde een ambtenaar belast met het opsporen van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, te weten de controle op de naleving van de bepalingen bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 en als zodanig doende met de controle op de naleving van de maximumsnelheid met behulp van een snelheidsmeetmiddel (lasergun), heeft belet, immers heeft hij, verdachte, alstoen en aldaar opzettelijk, door gebruik te maken van een lasershield, een Target (Laser Echo) LE-850, de meting van de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig onmogelijk gemaakt. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in het volgende bewijsmiddel zijn vervat: Een ambtsedig proces-verbaal nummer 2000288714-1 d.d. 15 oktober 2000, opgemaakt door J. [B.], eerste verbalisant, en W. [D.], tweede verbalisant, respectievelijk brigadier en inspecteur van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven: Op 15 oktober 2000 bevonden wij ons met gerichte snelheidscontrole belast op de Nieuwe Leeuwarderweg te Amsterdam. Daar zagen wij een man als bestuurder van een motorvoertuig, merk Lexus, rijden. Ik, eerste verbalisant, ben opgeleid en gecertificeerd voor de bediening van laserapparatuur. Ik, eerste verbalisant, richtte de Laser Patrol op de voorzijde van de Lexus, teneinde de snelheid van deze auto vast te kunnen stellen. In plaats dat op de display van de Laser Patrol de gereden snelheid van de Lexus zichtbaar werd, zag ik, eerste verbalisant, dat op de bovenste display van de Laser Patrol de code "E14" stond en dat op de onderste display van de Laser Patrol "Jammed" stond. Het is mij, eerste verbalisant, bekend dat de oorzaak van deze meldingen is: "Meting verstoord door stoorzender". Ik, eerste verbalisant, hield de verdachte staande. Hij gaf mij op te zijn genaamd: [N[verdachte]. Hij verklaarde: "In deze auto is geen lasershield ingebouwd. De afstandsbediening van de garagedeur geeft echter de storing." De verdachte [verdachte] heeft hierna de in de Lexus ingebouwde lasershield gedemonteerd. Ik, tweede verbalisant, nam de lasershield, merk Target, type LE850 in beslag. 5. De strafbaarheid van het feit Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft door het gebruik van een lasershield een gangbare wijze van opsporing van snelheidsovertredingen feitelijk onmogelijk gemaakt. Verdachte heeft zichzelf daarmee een vrijbrief gegeven om harder te rijden dan ter plaatse is toegestaan, terwijl het niet aan hem is om te bepalen dat ter plaatse harder kan worden gereden. Het overschrijden van de maximumsnelheid kan gevaarlijke tot zeer gevaarlijke situaties in het verkeer tot gevolg hebben en daartegen dient dus strikt te worden opgetreden. Anderzijds heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 3 januari 2002 niet eerder is veroordeeld. Verbeurdverklaring Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: - 1.00 STK Niet te definiëren goederen Kl:zwart, Target LE 850, serienr. 20697, 1 Lasershield bestaande uit 2 delen, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het bewezen geachte is begaan. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a en 184 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, beletten. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 220,-- (tweehonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 dagen. Verklaart verbeurd: - 1.00 STK Niet te definiëren goederen Kl:zwart, Target LE 850, serienr. 20697, 1 Lasershield bestaande uit 2 delen Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. R.A. Sipkens en C.N. Dalebout, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.M. van den Hout-Wilbers, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2002. De oudste rechter is buiten staat te tekenen.